Onderzoeksgroep
Expertise
Juridische aspecten van interdisciplinair onderzoek rond de ontwikkeling, het beleid en het bestuur van de gebouwde en onbebouwde omgeving, steunend op samenwerking tussen de Faculteiten Rechten en Ontwerpwetenschappen, via het open onderzoeksforum "Metropolitan Legal Lab" (MLL - co-oprichter, 2014).
Het schoolbestuur als eindverantwoordelijke voor onderwijskwaliteit: via analyse van processen en effectiviteit naar regulatiemechanisme voor overheidsbeleid.
Abstract
Schoolbesturen nemen in het onderwijslandschap een bijzonder prominente en ook te vaak onderschatte plaats in. Ze staan echter in voor diverse beleidsaspecten en bepalen in sterke mate de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en de autonomie van de schoolleiders in de scholen(gemeenschap). Zij organiseren onderwijs en zijn (juridisch) eindverantwoordelijke voor de kwaliteit van dat onderwijs. De overheid kan dus geen kwaliteitsbeleid voeren zonder ook de schoolbesturen in de beleidsagenda te betrekken. Toch is het voor de overheid omwille een aantal aspecten onduidelijk welke regulatiemechanismen zij kan hanteren om de effectiviteit van schoolbesturen te bevorderen. De grondwettelijke vrijheid van onderwijs brengt met zich mee dat Vlaamse schoolbesturen verschillende rechtsvormen en organisatiestructuren aannemen. Dat betekent concreet dat eenzelfde Vlaamse onderwijsbeleidsdoelstelling een gedifferentieerde rechts-technische aanpak vraagt die optimaal past binnen de juridische en bestuurlijke contouren van elk type schoolbestuur. De thematiek van schoolbesturen kreeg de afgelopen decennia evenwel amper expliciete aandacht in empirisch onderzoek. Zo is het tot op heden vrijwel onduidelijk welke de determinanten zijn van (al dan niet) effectief functioneren van schoolbesturen. Er bestaat immers weinig systematisch verzamelde empirische evidentie over de samenstelling, werking en effectiviteit van schoolbesturen en conceptualiseringen zijn eerder beschrijvend dan analytisch van aard. De relatie tussen schoolbestuur en schoolleiding bleef daarbij tot nu ook zeer fragmentair onderzocht. Daarnaast is het voor de overheid zoeken naar passende instrumenten om deze kennisbasis te vertalen in beleidsstrategieën. De maatschappelijke rol van de overheid om schoolbesturen te sturen, monitoren en ondersteunen enerzijds en hoe deze rol vorm te geven anderzijds, moeten immers passen binnen de krijtlijnen van de grondrechten en rechtsposities in het onderwijs. Dat vergt een onderbouwd en gedetailleerd inzicht in regulatiemechanismen en instrumenten die de overheid hierbij kan inzitten. Centraal binnen dit onderzoek staat dan ook de onderzoeksvraag naar welke regulatiemechanismen de Vlaamse overheid kan ontwikkelen om het functioneren van schoolbesturen te bevorderen. Om deze onderzoeksvraag te voeden en te beantwoorden wordt een multimethode onderzoeksaanpak gehanteerd waarbij verschillende deelvragen behandeld worden. De vooropgestelde onderzoeksactiviteiten worden in drie luiken geclusterd. Het conceptueel-juridisch luik inventariseert de bestaande (inter)nationale kennisbasis, brengt de Vlaamse juridische context in kaart waar de relatie tussen wetgever, overheid en schoolbesturen wordt gesitueerd, en maakt een analyse van bestaande regulatiemechanismen binnen alternatieve sectoren en internationale onderwijssystemen waaruit de Vlaamse overheid kan leren. Het empirisch luik, met het oog op het verder conceptualiseren en verklaren van effectief schoolbestuur, maakt een beschrijving en analyse van schoolbesturen in de Vlaamse context aan de hand van gevalsstudies en surveyonderzoek binnen de diverse types schoolbesturen. Het beleidsvoorbereidend luik voorziet ten slotte in de ontwikkeling van beleidsscenario's waarbij verschillende regulatiemechanismen binnen de context van een meerlagig bestuurslandschap uitgewerkt worden, en een ex ante evaluatie van deze beleidsscenario's met prominente stakeholders uit het Vlaamse onderwijslandschap.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vanhoof Jan
- Co-promotor: De Bois Sigrid
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Architect 2.0 – Herijking van het Belgisch juridisch raamwerk voor architecten.
Abstract
De actuele context van het beroep van architect is onderhevig aan belangrijke veranderingen onder invloed van diverse ontwikkelingen. Eigentijdse ontwerp- en bouwprojecten zijn namelijk steeds vaker het resultaat van interdisciplinaire samenwerking. De projecten hebben als doel om toekomstbestendige ruimtelijke oplossingen aan te reiken voor zogenaamde "wicked problems", zoals klimaatverandering, mobiliteit, volksgezondheid en vergrijzing. Deze complexe vraagstukken vragen oplossingen die steunen op inbreng uit verschillende disciplines. Een goed aansluitend voorbeeld van een interdisciplinair project is het Nederlandse "2nd Skin" project. Dit project beoogt de energie-efficiëntie van bestaande structuren te verhogen met behulp van modulaire gevelelementen, die als het ware een tweede "huid" aanbrengen rond een gebouw. Deze technologie ontstond uit een nauwe samenwerking tussen ingenieurs, architecten, huisvestingsmaatschappijen, vastgoedontwikkelaars en klimatologen. In België wordt de verhouding tussen bouwheer, aannemer en architect benoemd als de "bouwdriehoek", waarbij de architect een leidende rol opneemt. Nu blijkt dat eigentijdse ontwerp- en bouwprojecten meer en meer stoelen op een samenwerking tussen partners met verschillende expertise en belangen, zou de traditionele driehoeksverhouding langzaam maar zeker naar een soort "expertisenetwerk" kunnen evolueren. Hoewel de architect hierin ook een fundamentele rol blijft spelen, heeft deze "nieuwe realiteit" een belangrijke impact op zijn/haar professionaliteit. Een aantal substantiële aspecten van het wettelijk kader van het beroep van architect sluit evenwel niet aan bij die nieuwe realiteit; bovendien werd dit nog niet systematisch onderzocht. Recent werd in België een academisch debat geopend over de "architect in de 21e eeuw", naar aanleiding van een beperkte revisie van het wettelijk kader van het beroep. Deze aanzet vormt meteen een uitgelezen moment om de nieuwe bouwrealiteit mee te nemen in de evaluatie van het Belgisch wettelijk kader. Daarom beoogt dit project een systematische analyse van de gewijzigde rol van de architect (Architect 2.0) en een fundamentele herijking van het wettelijk kader waarin de architect opereert. We zetten daartoe een rechtsvergelijkend onderzoek op (met betrekking tot België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) in combinatie met kwalitatief empirisch onderzoek. Op basis van deze resultaten wordt vervolgens onderzocht en beoordeeld of het aangewezen is aanbevelingen te formuleren tot wijziging van het wettelijk kader en/of "best practices", die interdisciplinaire samenwerking in eigentijdse ontwerp- en bouwprocessen faciliteren.Onderzoeker(s)
- Promotor: De Bois Sigrid
- Co-promotor: van Zimmeren Esther
- Mandaathouder: Nysten Sander
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
DE ARCHITECT 2.0: uitdagingen betreffende het auteursrecht van de architect in de context van Open Grootstedelijk Ontwerp
Abstract
Volgens recent onderzoek sluit de Belgische Architectenwet (1939) niet langer aan bij de concrete professionele realiteit van de architect (Uytterhoeven 2016). Het onderzoek hierover vertoont echter nog een belangrijk hiaat. Dit hiaat heeft betrekking op de wijze waarop de grootstad van de toekomst momenteel evolueert. De stedenbouwkundige literatuur beschrijft de nood aan steden die bestand zijn tegen complexe uitdagingen, zogenaamde 'wicked problems', zoals mobiliteit, duurzaamheid, huisvesting en het behoud van cultureel erfgoed. Uit de literatuur en de praktijk blijkt dat dergelijke problemen enkel goed aangepakt kunnen worden op basis van interdisciplinaire samenwerking tussen diverse experten en met medewerking van alle relevante stakeholders - o.a. architecten, ingenieurs, planners, projectontwikkelaars, wetenschappers, beleidsmakers en burgers (Aravena, 2015; Ratti and Claudel 2015). In ons onderzoek gebruiken we de term "Open Grootstedelijk Ontwerp" (OGO) om dit type samenwerking aan te duiden. De toepassing van OGO in stadsontwikkeling heeft ook bepaalde implicaties voor de auteursrechten van de architect en in het bijzonder voor de morele rechten. Zo kan men zich afvragen of een architect op basis van die rechten kan claimen dat niets mag worden gewijzigd aan zijn ontwerp zelfs indien een dergelijke uitoefening van zijn rechten nadelig zou kunnen zijn in het licht van bepaalde maatschappelijke belangen, bijvoorbeeld een gebouw dat aangepast wordt met het oog op duurzaamheid. Er is nog geen onderzoek uitgevoerd naar deze problematiek. Het onderzoeksteam 'Metropolitan Legal Lab' (MLL) - een informeel interdisciplinair samenwerkingsverband dat door de promotor en co-promotor van deze onderzoeksaanvraag is opgericht - heeft als doel deze leemte op te vullen door middel van een rechtsvergelijkend onderzoek naar de implicaties voor de nieuwe professionele realiteit van de architect op het terrein van zijn morele rechten in het kader van OGO. Deze aanvraag heeft als doel voorbereidend onderzoek uit te voeren op basis van systematisch literatuuronderzoek, een aantal interviews en een rechtsvergelijkende analyse met het oog op een onderzoeksaanvraag voor externe financiering. Op een recent door MLL georganiseerde 'Research Workshop', met internationale en nationale academici en werkveldexperten, gefinancierd door STIMPRO2015, werd het belang van deze ontwikkelingen en deze nieuwe juridische onderzoekslijn inzake stadsontwikkeling unaniem bevestigd.Onderzoeker(s)
- Promotor: De Bois Sigrid
- Co-promotor: van Zimmeren Esther
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Is rechtszekerheid passé? 'Adaptive Law' als een 'veerkrachtige' rechtstechniek om de maatschappelijke uitdagingen van de toekomstige grootsteden aan te pakken.
Abstract
In 2012 hield 'Hurricane Sandy' lelijk huis in New York and New Jersey. De 'Rockefeller Foundation' en de 'Hurricane Sandy Rebuild Task Force' (US Departement of Housing and Urban Development) schreven een ontwerpwedstrijd uit: 'Rebuild by Design' (RBD). RBD heeft als doel het ontwikkelen van 'veerkrachtige' steden die bestand zijn tegen toekomstige uitdagingen en dit alles op basis van samenwerking tussen diverse actoren - architecten, planners, wetenschappers, ingenieurs, biologen, beleidsmakers en burgers. De uitdaging om veerkrachtige, innovatieve en duurzame steden voor de toekomst te ontwerpen, impliceert dat kennisdeling en samenwerking tussen al die verschillende actoren een noodzaak is. Helaas blijkt het recht vaak een spelbreker in dit soort projecten. Starre, ingewikkelde en achterop hinkende regelgeving staan intelligente en duurzame stadsontwikkeling in de weg. Het juridische concept 'Adaptive Law', kortweg een veerkrachtige rechtstechniek, ontwikkeld in de Verenigde Staten, is hier relevant. De Amerikaanse problematiek rond stadsontwikkeling en de maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld mobiliteit, duurzaamheid, overbevolking, innovatie en digitalisering ('smart cities') is analoog aan de 'wicked problems' waarmee onze Belgische en Europese steden kampen. Ook hier wordt door experten vastgesteld dat onze regelgeving een onvoldoende faciliterende rol speelt voor wat betreft interdisciplinaire samenwerking rond stadsontwikkeling. Er is echter nauwelijks rechtsleer inzake de opportuniteit van een meer veerkrachtige rechtstechniek in continentale rechtssystemen in functie van duurzame en intelligente stadsontwikkeling. Derhalve wordt dit thema voorgesteld als nieuwe onderzoekslijn in het kader van de samenwerking "Metropolitan Legal Lab" (Faculteit Ontwerpwetenschappen en Faculteit Rechten) die bij zal dragen aan zowel het fundamenteel juridisch onderzoek als tot het toegepaste onderzoek rond stadsontwerp, waarbij Antwerpen, als toekomstbestendige metropool, het voortouw kan nemen.Onderzoeker(s)
- Promotor: De Bois Sigrid
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
"Vermarkting" van ruimtelijke ordening: een onderzoek naar de rol van verhandelbare ontwikkelingsrechten in Vlaanderen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief.
Abstract
Het systeem van de zogenaamde "Verhandelbare OntwikkelingsRechten" (VORs) heeft recentelijk redelijk veel aandacht gekregen in het Vlaamse debat omtrent het ruimtelijk ordeningsbeleid als mogelijke oplossing voor een aantal specifieke problemen op het vlak van ruimtelijke ordening. Het onderliggende principe van VORs is relatief eenvoudig: eigendomsrechten en ontwikkelingsrechten betreffende onroerend goederen worden losgekoppeld en er wordt een "markt" voor ontwikkelingsrechten gecreëerd. Die ontwikkelingsrechten kunnen dan vervolgens verhandeld en overgedragen worden aan andere eigenaars of ontwikkelaars van onroerende goederen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de gebieden waar men de verdere ontwikkeling wil afremmen, de zogenaamde "sending areas", en, anderzijds, de gebieden waar men juist de ontwikkeling verder wil stimuleren, de zogenaamde "receiving areas". De sending areas zijn in de meeste gevallen gebieden waar de overheid bepaalde publieke doelstellingen wil nastreven, zoals het behoud van de open ruimte, bescherming van het mileu of de historische of landelijke aard van een bepaald gebied. Hoewel het concept "VORs" niet nieuw is (het is afkomstig uit de Verenigde Staten - begin van de 20ste eeuw) en er sterke interesse is in Vlaanderen om het nut van het concept te analyseren, bestaan er geen systematische academische studies of beleidsstudies om te bepalen in hoeverre VORs daadwerkelijk passen binnen het Vlaams/Belgische juridische kader of dat een wijziging van het juridisch raamwerk noodzakelijk zou zijn. het huidige onderzoeksvoorstel heeft als doel om deze leemte te vullen door te onderzoeken in hoeverre het noodzakelijk en haalbaar is om VORs te introduceren in het juridisch raamwerk om tegemoet te komen aan de noden en problemen van de hedendaagse ruimtelijke ordening.Onderzoeker(s)
- Promotor: van Zimmeren Esther
- Co-promotor: De Bois Sigrid
- Co-promotor: Hubeau Bernard
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Open Grootstedelijk Ontwerp en Intellectueel Eigendomsrecht (OGO-IE): Nieuwe juridische vraagstukken in het kader van Open Creatief Ontwerp van de Toekomstige Grootstad
Abstract
Het voorstel ambieert de ontwikkeling van een nieuwe onderzoekslijn "Open Grootstedelijk Ontwerp & Intellectueel Eigendomsrecht". "Open innovation" en "the global city" zijn actuele thema's voor de toekomst van de (internationale) grootstad. De modaliteiten staan echter haaks op de basisprincipes van het IE-recht. De literatuur laat deze uitdagingen ongemoeid. Dit voorstel beoogt een voorstel van innovatieve juridische oplossingen.Onderzoeker(s)
- Promotor: De Bois Sigrid
- Co-promotor: van Zimmeren Esther
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject