Abstract
Recent internationaal onderzoek focust steeds meer op de verspreiding van middeleeuwse literatuur. In de middeleeuwen was de materiële overlevering van teksten volledig afhankelijk van het handmatig overschrijven van handschriften, waardoor teksten een fluïde karakter kregen. Dit project onderzoekt welke overlev(er)ingsmechanismen de duurzame uitwisseling van informatie hielpen garanderen in tekstuele culturen die gekenmerkt werden door onstabiele overdrachtswijzen. Een aspect dat nader empirisch onderzoek verdient, is de tekstvorm. Om te onderzoeken of formele aspecten kunnen worden bestempeld als 'constraints' die mogelijke veranderingen beperkten, wordt de volledige overlevering van twee korte 13de-eeuwse Middelnederlandse teksten met de hulp van computationele instrumenten vergeleken: de Martijntrilogie van de Vlaamse dichter Jacob van Maerlant en Dietsche Catoen, een vertaling van de Latijnse Dicta Catonis. De resultaten worden getoetst aan een controlecorpus, namelijk Maerlants volumineuze Rijmbijbel (1271). Omdat de teksten op vlak van formele kenmerken significant verschillen, wil dit project meer specifiek nagaan of en welke formele aspecten van een tekst (zoals rijm en strofevorm) beschouwd kunnen worden als overleveringsmechanismen. Verwacht kan worden dat de Martijntrilogie, die is opgebouwd volgens complexe rijmschema's, minder variatie in de overlevering vertoont dan Dietsche Catoen, waarvan de enige formele eisen de vierregelige strofen en gepaard rijm zijn.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)