Abstract
Het aansprakelijkheidsrecht voorziet in een recht tot herstel in het geval iemand schade heeft geleden dat in causaal verband staat met een tot aansprakelijkheid aanleiding gevende gebeurtenis (zoals een fout). De theorievorming omtrent de schade die voor herstel in aanmerking komt, is vooral geschreven vanuit het oogpunt van materiële schade, dat is schade die bestaat in een aantasting van het vermogen en kan dus in geld worden uitgedrukt. De tegenhanger ervan, morele schade, is schade die niet (zo gemakkelijk) in geld kan worden uitgedrukt en een aantasting van de gevoelswereld inhoudt. Het is niet geheel duidelijk hoe de traditionele theoretische principes van toepassing zijn op dergelijke morele schade. Er heerst onduidelijkheid omtrent de vraag in welke gevallen een verlies al dan niet als morele schade kwalificeert en vooral hoe een gepaste vorm van herstel eruit ziet. Morele schade is vandaag een bron van rechtsonzekerheid. Empirisch onderzoek wees uit dat die rechtsonzekerheid een zware last betekent op de schouders van schadelijders. Deze personen worden reeds geconfronteerd met een emotioneel lijden en zijn extra juridische balast liever kwijt dan rijk. Deze last weegt vooral door in het onderhandelingsproces met verzekeraars. Dit onderzoek wil daarom de grenzen van het bestaan van morele schade duidelijk afbakenen en onderzoeken hoe het herstel vorm moet krijgen. Hoe moet een schadevergoeding worden bepaald en is geld überhaupt wel een geschikt middel?
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)