Onderzoeksgroep
Expertise
Mijn doctoraatsthesis heeft als doel om inzicht te verkrijgen in hoe de politiek van schaamte zich manifesteert op het niveau van de staat. Academici en waarnemers hebben vastgesteld dat schaamte een nadrukkelijke aanwezigheid heeft in hedendaagse politiek. In de studie van Internationale Betrekkingen ontbreekt echter een theoretisch engagement met de emotie. Deze lacune werd recent bijgewerkt door bijdragen rond het concept ontologische veiligheid, die de term ‘staatsschaamte’ hanteren om een bepaald sociaal mechanisme te benoemen. De thesis bekritiseert dit begrip en beargumenteert een meer gegronde notie op basis van werken in feminisme, sociologie van emotie en politieke theorie. In tegenstelling tot het ‘onvermogen om het Zelf van de staat te behouden’, maakt deze dissertatie het argument om staatsschaamte te beschouwen als een narratief over de negatieve beoordeling van de staat. Met dit nieuwe begrip wordt een comprehensieve typologie geconstrueerd die op een begrijpbare wijze de complexe en diverse politiek van schaamte op het niveau van de staat kan vatten. Dit theoretische kader wordt empirisch gegrond in een historische analyse van het Belgische (post-)imperiale verleden. Drie specifieke momenten in dit verleden worden bestudeerd aan de hand van een structurele narratieve analyse en interpretatieve sentiment analyse van parlementaire handelingen, namelijk het Rood Rubber schandaal (1903-1908), Congolese onafhankelijkheid (1959-1960) en de Lumumba commissie (1999-2002). De conceptualisering en theorisering van staatschaamte gaf inzicht in de specifieke dynamieken van deze momenten en zorgde voor originele bijdragen tot de historiografie van het Belgische imperium. Zodoende concludeert de dissertatie dat staatsschaamte, begrepen als een narratief over een negatieve beoordeling van de staat, analytische potentieel heeft voor zowel de discipline van Internationale Betrekkingen als daarbuiten.