Het ontwikkelen van een gezond slaap-waakritme is essentieel in de ontwikkeling van een kind en voor het welzijn binnen het gezin. Soms gaat het echter mis en kampen kinderen met een aanslepend in- en/of doorslaapprobleem. Bij jonge kinderen kan dit gebaseerd zijn op een verkeerd aangeleerd (gedrags)patroon of kan minder gewenst gedrag aan de basis liggen van het slaapprobleem. Deze pagina geeft een overzicht van de voornaamste kenmerken van gedragsmatige slaapstoornissen bij jonge kinderen en de aanpak in de eerste lijn.
Voor meer informatie over slaap en slaapstoornissen bij kinderen kan u terecht op de website van Kind en Gezin.
Wat zijn gedragsmatige slaapstoornissen?
Ongeveer 20% tot 30% van de kinderen heeft problemen met in slaap vallen of in slaap te blijven. In de meeste gevallen zijn deze problemen gerelateerd aan het gedrag van het kind en niet aan een onderliggende medische aandoening. Niet willen gaan slapen, moeite om alleen in slaap te vallen en 's nachts wakker worden, kunnen vaak veroorzaakt worden door zogenaamde “slaapassociaties” of problemen met het opstellen en handhaven van routine en regelmaat voor het slapengaan.
Eén van de meest voorkomende oorzaken van gedragsmatige slaapstoornissen zijn de zogenaamde slaapassociaties. Een kind dat slecht slaapt als gevolg van slaapassociaties kan alleen onder bepaalde omstandigheden in slaap vallen. Deze kinderen hebben ofwel aanwezigheid ofwel een specifieke handeling van de ouder nodig om 's avonds in slaap te vallen of nadat ze 's nachts wakker zijn geworden. Na verloop van tijd gaat het kind deze specifieke routine associëren met in slaap vallen en kan of wil het niet meer slapen zonder dat deze associatie aanwezig is.
Hoewel gedragsmatige slaapstoornissen het meest voorkomen bij baby's en kinderen tot 5 jaar, kunnen de symptomen soms aanwezig blijven tot op tienerleeftijd of zelfs later.
Diagnose
De diagnose is in de eerste plaats klinisch en kan door een goede anamnese gesteld worden. Er is meestal geen nood aan technische onderzoeken behalve bij het vermoeden van een onderliggende medische slaapstoornis zoals rusteloze slaap, rusteloze benen en periodische beenbewegingen of obstructief slaapapneu.
Bij kinderen met gedragsmatige slaapstoornissen zijn er een aantal frequent terugkerende symptomen. In de eerste plaats gaat het om uitstelgedrag of verzet tegen het slapen gaan tenzij er aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Dit gaat dan ook vaak gepaard met moeilijkheden om zelf of alleen in slaap te vallen zonder aanwezigheid van de ouder. Kinderen kunnen angstig of bezorgd zijn om te gaan slapen als niet aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dit resulteert dan ook vaak in ’s nachts wakker worden, wat op zich een normaal fenomeen is bij jonge kinderen en deel van de normale slaapontwikkeling, maar de kinderen verwachten dan opnieuw aanwezigheid van de ouder of de associatie om opnieuw in slaap te kunnen vallen. Dit leidt dan vaak tot frequent of langdurig wakker zijn tijdens de nacht. Dit alles wordt bevraagd via een goede slaapanamnese waarbij het schema, het slaapritueel, de omgeving en hoe de ouder reageert op het slaapprobleem in kaart worden gebracht. Een slaap-waak dagboek kan ook een handig instrument zijn om meer inzicht te krijgen in het dagdagelijks schema inclusief dutjes en eetpatronen.
Net als andere slaapproblemen bij kinderen kan dit alles leiden tot slaperigheid overdag. Een kind met onvoldoende slaap kan echter ook prikkelbaar zijn overdag, hyperactief, concentratieproblemen vertonen maar ook opstandig gedrag hebben.
De verdere anamnese moet ook gericht zijn op het uitsluiten van medische slaapstoornissen. Er moet een specifieke anamnese gebeuren voor rusteloze benen en periodische beenwegingen, rusteloze slaap en obstructief slaapapneu. De eerste-lijnsevaluatie voor rusteloze benen en rusteloze slaap bestaat uit een oriënterende bloedname waarin vitamine D en ferritine een belangrijke rol spelen. Vitamine D deficiëntie moet – niet alleen voor een onrustige slaap – aangepakt worden en bij vermoeden van rusteloze benen en/of slaap bij een ferritine onder de 50 mg/L kan ijzersubstitutie gestart worden. Bij vermoeden van slaapapneu is een slaaponderzoek aangewezen. Dit is de belanrgijkste indicatie voor een slaaponderzoek op deze leeftijd. Daarnaast is een slaaponderzoek aangewezen bij vermoeden van periodische beenbewegingen of bij een therapieresistent doorslaapprobleem om een onderliggende medische slaapstoornis definitief uit te sluiten.
Behandeling
De hoeksteen van de behandeling bestaat in het installeren van een nieuw en gewenst gedrag waarbij het kind alleen leert en kan inslapen. Het is essentieel dat ouders begeleid en ondersteund worden in dit proces. Medicatie kan hierin ondersteunen maar is nooit de enige oplossing aangezien dit het onderliggende probleem niet aanpakt.
Het is essentieel dat er samen met de ouders een nieuwe routine wordt opgesteld om het kind alleen te leren inslapen. Een vast slaapritueel is absoluut nodig om een vaste overgang te vormen van de dag naar de nacht.
Het installeren van een nieuwe routine gebeurt meestal aan de hand van een geïndividualiseerd stappenplan zodat de veranderingen gradueel worden ingevoerd wat comfortabeler is voor zowel de ouder als voor het kind. Het doel van het plan is om de aanwezigheid van de ouder en/of van bepaalde associaties gradueel af te bouwen en te verwijderen. Het is belangrijk dat een duidelijk plan wordt opgesteld dat door beide ouders consistent en consequent wordt opgevolgd. Doel van het stappenplan is ook om de kans op protest zo klein mogelijk te houden zodat het negeren van ongewenst gedrag wat een hoeksteen is in de behandeling, voor de ouders als haalbaar wordt beschouwd.
Het zogenaamde vervagen van de bedtijd kan ook een hulpmiddel zijn. Deze techniek houdt in dat de bedtijd van het kind in eerste instantie wordt gepland op het moment dat het van nature in slaap valt en dat de bedtijd vervolgens elke avond langzaam wordt vervroegd. Uiteindelijk zou het kind op de normale bedtijd in slaap moeten kunnen vallen.
Ook moet er gekeken worden of er nog te veel of te late dutjes zijn overdag wat zou kunnen interfereren met een normale routine tijdens de avond. Voor iets oudere kinderen kan een beloningssysteem indien het stappenplan gevolgd wordt, zeker gebruikt worden om de nieuwe gewoonten te versterken. Houd de doelen klein en haalbaar om het kind op succes voor te bereiden.
Het is uitermate belangrijk dat ouders in dit proces begeleid en gecoacht worden. Dit kan zeker door de arts gebeuren maar er bestaan ook ervaren slaapcoaches binnen de Antwerpse diensten kindergeneeskunde. Dit zijn vaak verpleegkundigen of psychologen. Meer informatie vindt u op de website van het slaapcentrum in het UZA.
Bij ernstige aanhoudende problemen of bij problemen met ongewenst gedrag overdag kan een psychologische evaluatie en begeleiding zeker ook aangewezen zijn. De volgende Antwerpse diensten kindergeneeskunde bieden psychologisch advies aan specifiek voor kinderen met slaapproblemen: AZ Monica, Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) en ZAS Campus Sint-Augustinus.
Gedragsveranderingen zijn meestal voldoende als eerste-lijnsbehandeling en kunnen zeer effectief zijn. Elk kind is echter anders. Als een kind niet reageert op deze standaard gedragstechnieken, kan de arts het doorverwijzen naar een slaapspecialist of kan medicatie aangewezen zijn. Melatonine of sedatieve antihistaminica kunnen de behandeling ondersteunen. Ze dienen steeds gebruikt te worden in combinatie met een stappenplan om een nieuw gedrag te installeren aangezien ze het onderliggend probleem niet aanpakken. Ze kunnen daarentegen wel helpen om slaperigheid te versterken zodat het gedragsmatige patroon gemakkelijker aangepast kan worden wat ook kan resulteren in een betere draagkracht bij ouders.
Bij jonge kinderen wordt Melatonine magistraal voorgeschreven. Er kan gestart worden met een dosis van 1 mg 30 minuten voor slapen gaan. Bij onvoldoende effect kan dit opgehoogd worden tot een dosis van 2 tot 3 mg. Melatonine werkt enkel op het inslapen.
Atarax kan helpen bij in- en doorslaapproblemen. Het is ook licht angstremmend en kan ook incidenten van parasomnie onderdrukken. Het wordt voorgeschreven in een dosering van 1 mg/kg met een maximum van 25 mg.