Olivia Schuermans studeert Taal- en Letterkunde (Nederlands-Frans) aan de UAntwerpen. Ze volgde de module ‘Vroegmoderne literatuur in woord en beeld’, onderdeel van het vak ‘Neerlandistiek in de praktijk’. Hiervoor verdiepte ze zich in een specifiek literair genre aan de hand van een welbepaald voorbeeldboek uit de Bijzondere Collecties. Maartje De Wilde, conservator, maakte deze tekst klaar voor publicatie en voegde nog extra informatie toe.
Adriaan Poirters (1605-1674) leefde voor zijn geloof. Hij was priester en jezuïet. Poirters bleek een begenadigd dichter en dat was de jezuïeten niet ontgaan. Hij werd ingeschakeld om mee te werken aan de Nederlandse bewerking van de Imago primi saeculi societas Jesu (1640, meer hierover in de bijdrage van Elena Ceuppens) . Het eerste werk waarbij Poirters als zelfstandige auteur fungeert, is Ydelheyt des werelts (1645). Dat zou hij later herwerken tot zijn bekendste boek, Het masker van de wereldt afgetrocken (1646). Poirters wordt beschouwd als de meest gelezen Zuid-Nederlandse schrijver uit de tijd voor Conscience. De afdeling Bijzondere Collecties beschikt niet over de eerste edities van de Ydelheyt. Voor dit vak bestudeerde ik de editie uit 1714, dat is maar liefst de zevende druk van dit werk – wat veel zegt over de populariteit van dit boek.
Het wordt de lezer op vele manieren duidelijk gemaakt dat dit boek over ijdelheid of vanitas gaat. Een eerste verwijzing levert de gegraveerde titelprent, waarbij pronkzucht wordt uitgebeeld. De typografische titelpagina maakt dan weer meteen duidelijk aan welk literaire genre de lezer zich mag verwachten: ‘Ydelheyd des werelds verciert met zinnebeelden, rym-dighten en zede-leeringen door P. Adrianus Poirters, Priester der Societeyt Jesu.’ Die zinnebeelden zijn emblemen: kleine symbolische afbeeldingen (pictura) met een motto (inscriptio) en een bijschrift op rijm (subscriptio).
Het boek bevat zestien religieuze emblemen. Op één ervan staat Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïeten. Hij staat op een bol, die de wereld voorstelt, en kijkt naar de hemel. Daaronder staat de inscriptio: ‘Hoe vuyl dunckt my d’aerde, als ick den Hemel aensie’. Poirters wil de lezer duidelijk maken dat de hemel het streefdoel moet zijn. Die kan je natuurlijk alleen maar bereiken door goed te leven. Een duidelijke boodschap dus die doorheen het hele boek wordt verkondigd. Voor dit boek kon Poirters een keuze maken uit de kopergravures die drukker/uitgever Jan Cnobbaert eerder had gebruikt in de collegeleerlingenbundel Typus mundi (Porteman & Smits-Veldt 2008, 490).
Na de zestien emblemen met begeleidende prozateksten en gedichten heeft Poirters nog een aantal liedjes verwerkt in de Ydelheyt, dit om zijn werk nog dichter bij het volk te krijgen. En dat werkte blijkbaar. Ydelheyt was razend populair. Binnen de maand na publicatie was het werk al uitverkocht, helemaal tot de verbazing van Poirters. De emblemen en liedjes waren een toegankelijke manier om de waarden en normen van de jezuïeten tot bij jongeren te brengen.
“Met de publicatie van deze bundel zou Poirters in belangrijke mate de vorm én de thematiek vastleggen voor wat later het waarmerk werd van zijn ascetisch-didactische en sterk op gedragsnormering en wereldverzaking gerichte oeuvre.” (Van Vaeck 2008, p. 233)
De verhaalstof en het beeldmateriaal waren overigens niet nieuw. Ook Van Vaeck licht toe dat er flink wat pictura (mits aanpassingen) zijn overgenomen uit de Typus mundi-publicaties. Er is een zeer interessante spanning aanwezig tussen bv. Typus mundi en Ydelheyt des werelts op vlak van de afbeeldingen en tussen de Ydelheyt en Herman Hugo’s Pia desideria op tekstueel vlak (meer hierover in Van Vaeck 2008).
Het is uitermate boeiend hoe één boek, en dan nog wel een latere editie van één bepaald werk, zoveel boeiende informatie oproept. Over Poirters als auteur, over de intertekstuele en intermediale kruisbestuiving tussen andere contemporaine publicaties, over het hergebruik van illustraties, om maar enkele voorbeelden te noemen. Bovendien is het exemplaar van Bijzondere Collecties voorzien van enkele herkomstmerken die vermelden naar vroegere eigenaars, en dat brengt ons ook weer een stapje dichter bij de lezer en boekbezitter.
Benieuwd naar meer? Luister ook zeker eens naar de podcast die ik hierover maakte met mijn medestudenten Merel Naudts en Elena Ceuppens. De link naar de podcast vind je onderaan deze pagina.
Bron
Adriaan Poirters, Ydelheyd des werelds. Antwerpen: Joannes Paulus Robyns, 1714. Universiteitsbibliotheek Antwerpen, Bijzondere Collecties, MAG-P 11.560
Meer lezen?
- K. Porteman, M. Smits-Veldt, Een nieuw vaderland voor de muzen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, 1560-1700. Amsterdam: Bakker, 2008.
- N. Rogier, ‘Adriaen Poirters’. Brabants Erfgoed, 14 september 2017, http://www.brabantserfgoed.nl/personen/p/poirters-adriaen.
- M. Van Vaeck, ‘“Leert haar prachten hier verachten”. Adriaen Poiters’ emblematische draaibank-allegorie als inzet in de strijd tegen de Ydelheyt des Werelts (1645)’, in: L. Knapen, L. Kenis [eds.], Hout in boeken, houten boeken en de fraaye konst van houtdraayen. Leuven: Peeters, 2008, 231-247.