Vogels vertegenwoordigden in 2020 2% van het totaal aantal proefdieren op de Universiteit Antwerpen.
Waarom vogels?
Vogels spelen al decennia een belangrijke rol in wetenschappelijk onderzoek. Denk maar aan het onderzoek van Charles Darwin op vinken. Dat legde de basis voor zijn fundamentele concepten rond natuurlijke en seksuele selectie. Onderzoek bij vogels levert een belangrijke bijdrage aan onze kennis van ecologische processen in natuurlijke populaties, wat gezien de steeds sneller veranderende omgeving alsmaar belangrijker wordt.
Vogels zijn ook buitengewoon geschikt voor gedragsonderzoek. Zo is er bijvoorbeeld een sterke link tussen de spraakontwikkeling van mensen en het aanleren van zang bij vogels. Bij zangvogels is het echter mogelijk om de factoren die taalontwikkeling beïnvloeden, te modificeren, wat uiteraard bij mensen niet kan. Vogelhersenen zijn daarenboven enorm plastisch en kunnen ons daarom veel bijleren over hoe we onze hersenplasticiteit kunnen controleren en opdrijven.
Redenen
- Kennis over het gedrag en de biologie van vogels is van fundamenteel belang voor ecologisch en evolutionair-biologisch onderzoek.
- Ook dankzij de interesse van het brede publiek in vogels, bestaan er databanken met gegevens die werden verzameld over een heel lange termijn (tientallen jaren) die buitengewoon geschikt zijn om ecologische processen te bestuderen.
- Vogels zijn geschikt voor experimenteel onderzoek, onder meer omdat ze eenvoudig te onderhouden zijn.
- De fysiologische en neurologische kenmerken zijn gedeeltelijk vergelijkbaar met de mens, zodat onderzoek bij vogels tot een beter begrip van bv. (taal)ontwikkelingsstoornissen of geheugenprocessen bij de mens kan leiden.
Waarvoor worden ze gebruikt?
Vogels worden aan de Universiteit Antwerpen voor verschillende typen onderzoek gebruikt. Men bestudeert in wilde vogelpopulaties bijvoorbeeld de effecten van milieuvervuiling of klimaatsverandering. Sommige vogelpopulaties worden al meer dan 25 jaar systematisch onderzocht, wat een unieke bron van (ecologische) informatie is. Er wordt verder onderzocht hoe genetische en omgevingsfactoren tot uiterlijke veranderingen (vorm en gedrag) kunnen leiden, en in hoeverre dit vogels in staat stelt om zich aan een veranderende omgeving aan te passen.
Zangvogels vertonen een enorm hoge mate van plasticiteit in het zenuwstelsel. De hersenregio’s die van belang zijn bij het leren en produceren van zang vergroten en verkleinen over de seizoenen, en de verbinding tussen deze verschillende regio’s wordt sterker in het broedseizoen. Zang heeft immers een essentiële functie tijdens het broedseizoen. Omdat bepaalde signalen belangrijker worden in het broedseizoen, blijkt ook de verwerking van de signalen met verschillende zintuigen (vb. geur, zicht, gehoor) te veranderen over de seizoenen heen. De veranderingen in de hersenen tijdens de zangontwikkeling kunnen over de tijd bestudeerd worden met niet-invasieve in-vivobeeldvorming (zie ook verfijning). Doordat de techniek het mogelijk maakt in één sessie de volledige hersenen te onderzoeken kunnen nieuwe regio’s geïdentificeerd worden die van belang zijn in deze ontwikkeling.