Dankzij de aanleg van spoor- en waterwegen kon Herentals vanaf 1850 zijn rol als verkeersknooppunt in de Kempen opnieuw opnemen. De nieuwe vervoersmogelijkheden waren een stimulans voor diverse industrieën om zich in de stad te vestigen.
De Kempische Vaart
De aanleg van de Kempische Vaart (1843-1846) veranderde het stadsbeeld van Herentals ingrijpend. Het tracé volgde de huidige Augustijnen- en Belgiëlaan, en sneed de stad middendoor. Initieel sloot de Vaart ter hoogte van Sas 6 aan op de gekanaliseerde Kleine Nete (1837-1839). Via de Kleine Nete ging de scheepvaart verder over Lier en de Beneden-Nete, en bereikte Antwerpen langs de Rupel en de Schelde.
Al snel bleek het traject over de natuurlijke waterlopen ontoereikend voor de grote stroom aan goederen tussen de haven van Antwerpen en het Luikse industriebekken. In 1856 liet men de Kleine Nete links liggen en kwam er een nieuw kanaal tussen Antwerpen en Herentals. 400 jaar na de initiële plannen voor een “Herentalse Vaart” was er eindelijk een rechtstreekse verbinding over water tussen beide steden.
De Schelde-Maasverbinding kwam zowel landbouw als industrie ten goede. Waterwegen moesten bijdragen aan de ontginning van de Kempische heide. Het water van het kanaal, dat rijk aan slib was, werd gebruikt voor de bevloeiing van de arme gronden.
De impact van de Vaart op handel en nijverheid was drievoudig. De ligging van de Kempische Vaart vlakbij het station leverde Herentals opnieuw een transitfunctie op. Voor de industrie kon de aanvoer van grondstoffen en afzet van afgewerkte producten nu verzekerd worden. Een productievere landbouw, mede mogelijk gemaakt door de aanvoer van meststoffen, maakten dat arbeidskrachten vrijkwamen. Boerenzonen en -dochters konden naar de stad trekken om er in de fabrieken te gaan werken. Tot slot konden fabrieken water van het kanaal aftappen. Stoommachines hadden veel zuiver water nodig voor hun werking.
Aan het begin van de 20ste eeuw was de Kempische Vaart opnieuw te klein geworden. Men beoogde een zeekanaal dat Antwerpen met Luik zou verbinden, zonder de omweg langs de Maas in Nederland te maken. De doortocht door Herentals zou worden afgeschaft. In 1935 was het Albertkanaal ter hoogte van Herentals voltooid. Het deel van de Kempische Vaart ten oosten van Herentals ging op in het kanaal Bocholt-Herentals om de nieuwe Limburgse steenkoolbekkens te ontsluiten.
De 'Vaartkom' of het Groot Bassin op de Kempische Vaart in Herentals ter hoogte van het station, aanlegplaats voor het laden en lossen van schepen (begin 20ste eeuw). Stadsarchief Herentals.
Spoorwegen en buurtspoorwegen
Gelijktijdig met de Kempische Vaart kreeg Herentals ook een spoorwegverbinding en een station (1856). De spoorwegenaanleg kreeg in het jonge België vlug prioriteit. Stoomtreinen waren revolutionair snel en lieten het transport van zware en grote volumes goederen toe. Herentals werd het centrum van het Kempisch treinverkeer. Het station werd opgericht op een plaats die goede aansluitmogelijkheden gaf op het kanaal.
De allereerste lijn was Antwerpen-Lier-Herentals-Turnhout. In 1863 kwam er de verbinding Aarschot-Leuven bij, en in 1878 zelfs een nieuwe spoorweg tot in het Duitse Ruhrgebied (Mol-Neerpelt-Hamont-Gladbach). Het belang van de spoorweg voor bedrijven in Herentals wordt onderstreept door de aanleg van privélijntjes uit de werkhuizen naar het station.
Na 1900 werden de buurtspoorwegen aangelegd. De “boerentram” was een lichtere stoomtram en werd in de Kempen een populaire vorm van goedkoop personenvervoer. Daarnaast hadden de buurtspoorwegen hadden een distributierol voor goederenvervoer van het “groot” spoor. Aan het station van Herentals werden goederen van en naar de omliggende dorpen overgeladen op de trein.
Na de Tweede Wereldoorlog betekende de groeiende concurrentie van de auto het einde van de buurttram. In 1950 verdween de tram definitief uit het Herentalse straatbeeld, nadat hij een halve eeuw door de Hikstraat, Nieuwstraat, Zandstraat en Bovenrij had gestoomd.
Het 'Statieplein' met de 'Nieuwe Statie' gebouwd in 1905. Bemerk de sporen van de buurttram op de voorgrond. Stadsarchief Herentals.
De (beperkte) heropleving van de lakennijverheid
Door het vertrek van de militaire garnizoenen uit Herentals keerde de rust terug in de stad en de “bijvang”. De bevolking groeide vanaf de 18de eeuw opnieuw aan. In de landbouwgezinnen vulden vrouwen en meisjes het gezinsinkomen aan met het maken van kant. De uitvinding van machinale kantbewerking in Engeland rond 1800 maakte deze huisnijverheid echter snel niet langer concurrentieel met de Engelse import.
Het was de lakennijverheid die de moderne industriële ontwikkeling in Herentals op gang bracht. De gunstige ligging langs de Kleine Nete deed de lakennijverheid, die in de late middeleeuwen was verdwenen, opnieuw de weg naar Herentals vinden. In 1809 werd de eerste moderne lakenfabriek opgericht hier aan het Molenwater. In tegenstelling tot de middeleeuwen, vond nu het hele productieproces in één fabriek plaats: van het wassen van wol, het spinnen, weven, bleken, vollen, kaarden, scheren, tot het verven van de stof.
De ligging langs de Molennete was cruciaal. We weten dat de lakenfabriek van J.A. Diercxsens tegen 1835 de eeuwenoude graanwatermolen “Ten Dorpe” had omgevormd tot aandrijfwiel voor de machines. Niet veel later, in 1842, werd ook de eerste stoommachine in gebruik genomen. Dankzij de kanalisatie van de Kleine Nete (1837-1839) kon nu makkelijker steenkool worden aangevoerd. Ondanks de investeringen werd de concurrentie van andere textielcentra in binnen- en buitenland te groot. Pas wanneer in deze centra de economische motor begon te sputteren, kon Herentals zich op de kaart zetten als industrieel centrum.
Briefhoofd met afbeelding van de lakenfabriek van Diercxsens en het waterwiel op de Molennete (kort na 1835). Harry de Kinderen, Uit het verleden van de Herentalse molens, 1987.
De Kempen: van periferie tot industrieel centrum
Na de opening van de Kempische Vaart (1846) verhuisde het zwaartepunt van de industriële vestigingen van de Molennete naar de zone langsheen het kanaal en rond het station. Tot het laatste kwart van de 19de eeuw bleven de lakenfabrieken, en ook de ijzergieterij Van Aerschot, echter de grootste werkgevers. Het was wachten tot de nationale economische crisis van 1872-1884 alvorens ondernemers het potentieel van Herentals als industrieel centrum (her)ontdekten.
Tot ongeveer 1875 was er voor fabrikanten, ondanks de gunstige verkeersligging van Herentals, weinig reden om uit te wijken van de Waalse industriezones en Vlaamse agglomeraties (Antwerpen, Gent, Brussel). Pas toen de crisis toesloeg, zocht men alternatieven in perifere streken waar goedkope uitbreiding nog mogelijk was. Herentals was de ideale kandidaat: de infrastructuur was aanwezig, in en rond de stad was er nog voldoende onbebouwde ruimte, en de lonen waren er lager. Voor de inwoners van Herentals bracht de industrialisatie wel werk, maar daarom nog géén welvaart.
Het grote aanbod aan arbeiders - boerenkinderen die niet langer in de landbouw aan de slag hoefden - trok arbeidsintensieve industrieën aan. De drie voornaamste waren de korset-, lucifer-, en schoennijverheid. De korsetnijverheid bood tewerkstelling aan de vele vrouwen die sinds de neergang van de kantbewerking nog maar weinig arbeidsplaatsen vonden. De keuze voor Herentals was niet toevallig: generaties armere meisjes hadden in de handwerkschool van de begijnen er de nodige vaardigheden voor kunnen verwerven. Ook de productie van “Zweedse stekjes” (lucifers) vroeg een groot aantal arbeiders: de doosjes werden toen nog met de hand gevuld.
In de jaren 1890 openden de eerste schoenenfabrieken hun deuren. De fabriek van de Nederlander Ferdinand Van Hilst was in Herentals de voornaamste. De schoennijverheid, enkele decennia voorheen nog een klein ambacht, kon groeien door de massale invoer van huiden uit Zuid-Amerika. Tot na de Tweede Wereldoorlog zou de fabricage van schoenen het handelsmerk van Herentals blijven.
Arbeidsters aan het werk in de korsetnijverheid (1909). Stadsarchief Herentals.
Meer weten?
- Agentschap Onroerend Erfgoed 2021: Herentals
- Jules Müller, De Vaart, een drukke verkeersader dwars door Herentals tijdens het interbellum, Historisch Jaarboek van Herentals X, 2000
- Michel Willocx, Een unicum: Herentals, stad met vijf kanalen, Historisch Jaarboek van Herentals XIV, 2004
- Michel Willocx, Een unicum: Herentals, stad met vijf kanalen (vervolg en slot), Historisch Jaarboek van Herentals XXVII, 2018
- Jef Van Den Bosch, De industrialisatie in Herentals (1750-1914), Historisch Jaarboek van Herentals I, 1986
- Jef Van Den Bosch, De industrialisatie van Herentals (1750-1914) (Deel II – Vervolg), Historisch Jaarboek van Herentals II, 1987
- Roland Baetens, Industriële revoluties in de provincie Antwerpen, Standaard, 1984
- Wim Kusee: Tram Belgium (NMVB/SNCV)