Wat werkt in taalonderwijs aan laaggeletterde jongeren?
De laatste jaren zijn er in het Onthaalonderwijs steeds meer anderstalige nieuwkomers met weinig of geen schoolse ervaring. Sommige leerlingen konden in het thuisland niet naar school, anderen waren maanden of zelfs jaren onderweg en hebben zo een stevige onderwijsachterstand opgelopen. Momenteel hebben vluchtelingenkinderen namelijk systematisch lagere leerresultaten dan hun leeftijdsgenoten, en het aantal vroegtijdige schoolverlaters ligt bij hen dubbel zo hoog. Ook krijgen leerkrachten nu te weinig didactische ondersteuning over hoe ze met die doelgroep moeten omgaan.
Bovendien is dit niet enkel een verhaal van vluchtelingenkinderen of anderstalige jongeren. Laaggeletterdheid vind je ook bij andere doelgroepen. Terwijl onze samenleving taliger wordt en in toenemende mate een beroep doet op de taalcompetentie van haar burgers, blijkt uit internationaal peilingsonderzoek dat het gemiddelde taalvaardigheidsniveau in Vlaanderen geleidelijk aan afneemt. Vlaamse 10-jarigen scoren significant minder goed voor begrijpend lezen dan tien jaar geleden en behoren daarmee vandaag tot de op twee na zwakste lezers van Europa. Ook de leesvaardigheid van Vlaamse 15-jarigen kent een gestage achteruitgang: vandaag scoort ruim één op de zes onder het niveau 2 voor lezen, het minimale niveau om op eigen benen te kunnen staan in onze samenleving.
Professionalisering over hoe men leert lezen en schrijven in het Nederlands is essentieel, want via taal begint men te leren en denken. Bovendien kan men via een goede beheersing van het Nederlands volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Investeren in deze doelgroep is dan ook levensnoodzakelijk om de toekomst van onze gemeenschap te vrijwaren.
Met dit project willen we proberen om deze zorgwekkende trend een halt toe te roepen.
We hebben twee praktijkgidsen ontwikkeld waarin de meest recente wetenschappelijke inzichten naar de klaspraktijk vertaald worden. Bovendien koppelen we dit aan concrete lesideeën. De eerste praktijkgids (2018) focuste op leesonderwijs, en de tweede gids (2020) keek naar schrijfonderwijs, maar het is expliciet de bedoeling om de informatie uit beide gidsen tegelijkertijd te gebruiken. Dat de richtlijnen voor lezen en schrijven in twee afzonderlijke publicaties opgenomen zijn, is dus geen pleidooi voor het in isolatie aanleren en oefenen van beide vaardigheden. Lezen en schrijven zijn immers als twee emmers die water uit dezelfde bron halen. Het zijn interactieve en tegelijk onderling afhankelijke vaardigheden, die zowel op gemeenschappelijke onderliggende competenties als op afzonderlijke subsystemen steunen. De kennis en vaardigheden die in lezen geoefend worden kunnen dus ook van pas komen tijdens het schrijven en omgekeerd.