Deze gids formuleert drie onderzoeksgeïnformeerde aanbevelingen om laaggeletterde anderstalige jongeren te leren lezen in het Nederlands. Elke aanbeveling legt in heldere richtlijnen uit hoe de leerkracht deze theoretische principes kan vertalen naar de klaspraktijk.
Verder voorziet de gids voor elke aanbeveling een samenvatting van het wetenschappelijk bewijs, concrete werkvormen en lesideeën voor in de klas en kaders met achtergrondinformatie voor wie meer over een bepaald thema wil weten.
Uit de complexiteit van het leesproces volgt dat niet alle instructie om te leren lezen moet vertrekken vanuit geschreven tekst. Mondelinge processen zijn minstens zo belangrijk. Veel van de richtlijnen uit deze praktijkgids mogen dan ook niet in isolatie toegepast worden, maar worden best met elkaar en met andere praktijken verbonden.
Daarnaast is elke klascontext uniek en hebben laaggeletterde leerlingen elk hun eigen profiel. Een bepaalde opdracht kan in de ene groep perfect werken, maar kan in een andere groep veel minder succes oogsten.