1. Weet welke woorden je aanleert.

Het Nederlands bestaat uit een kleine groep hoogfrequente en en een grote groep laagfrequente woorden. De hoogfrequente woorden komen zeer dikwijls voor, zowel in algemene als in specifieke contexten. Bovendien heb je deze woorden ook nodig om minder frequente woorden te verklaren. Het is dus van belang dat nieuwkomers zo veel mogelijk van deze woorden leren. Dit gebeurt via expliciete instructie en impliciete herhaling.

Lesideeën

1.1.1 Het absolute begin