Wat vind je in deze materialendatabank?

De remediëringsbank is onderverdeeld in vier delen: 

  1. schrijven
  2. lezen
  3. luisteren en kijken
  4. spreken

Elke vaardigheid is vervolgens opgedeeld in categorieën die verschillende doelen bevatten. 

Indien je voor een leerling, groep of hele klas op zoek bent naar extra materiaal kan je het exacte doel selecteren. Achter dit doel vind je telkens drie mappen:

  • AI – prompts of instructies om te gebruiken in een chatbot om oefeningen of zelfs een taaltraject op te stellen of te genereren 

  • Info met links naar extra informatie over dat  specifieke doel

  • Oefeningen om te gebruiken bij ondersteuning en remediëring van het gekozen taaldoel

Om de voortgang van de leerling op te volgen kan je gebruik maken van het taalportfolio. Je kan het materiaal individueel inzetten in zowel de brede basiszorg om alle leerlingen vooruit te helpen of in verhoogde zorg indien nodig.

1. Schrijfdoelen

1. Zinsstructuur
De leerling vormt een enkelvoudige zin.
De leerling vormt een samengestelde zin.
De leerling gebruikt leestekens.
De leerling gebruikt correcte woordvolgorde (bijv., vraagzin, bijzin, inversie).

2. Spelling & grammatica
De leerling past spellingsregels toe.
De leerling vervoegt werkwoorden.
De leerling gebruikt de correcte tijd.
De leerling gebruikt verschillende woordsoorten op een correcte manier (bijv., bijvoeglijk naamwoord, voorzetels).

3. Woordenschat
De leerling past een rijke woordenschat toe.
De leerling gebruikt schooltaal correct.
De leerling gebruikt vaktaal correct.
De leerling past schrijftaal toe.
De leerling gebruikt academische taal.

4. Doel & genre
De leerling gebruikt het juiste taalregister.
De leerling communiceert schriftelijk (bijv., mails, brieven, SMS).
De leerling solliciteert.
De leerling schrijft academisch.
De leerling formuleert een antwoord op een vraag.

5. Tekststructuur
De leerling gebruikt de gepaste tekststructuur en bouwt de tekst logisch op.

6. Handschrift, lay-out en presentatie
De leerling verzorgt het handschrift.
De leerling gebruikt een spellingscorrector.
De leerling verzorgt de lay-out.

2. Leesdoelen

Leesmotivatie
De leerling kiest autonoom een tekst of boek.
De leerling gaat in interactie over een tekst of boek.
Technisch lezen
De leerling koppelt klanken aan tekens.
De leerling leest vloeiend.
Woordenschat, woordleer & woordstrategieën
De leerling gebruikt een digitaal woordenboek.
De leerling benoemt woordsoorten.
De leerling gebruikt woordleerstrategieën.
Tekstdoel & tekstgenre
De leerling herkent tekstdoelen.
De leerling herkent tekstgenres.
De leerling leest digitale teksten.
Leesbegrip
De leerling past leesstrategieën toe.
De leerling maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaak.
De leerling leest tussen de lijnen en past sturingsstrategieën toe.
De leerling begrijpt figuurlijk taalgebruik.
De leerling begrijpt instructies.
De leerling leest rijke teksten.

3. Luister- en kijkdoelen

Motivatie & aandacht
De leerling luistert actief gedurende langere periodes (bijv., instructies, podcast, nieuws).
De leerling kiest autonoom een luistertekst.
Interactie
De leerling stelt vragen als hij/zij iets niet begrijpt.
De leerling neemt actief deel aan groepswerk.
De leerling kan zijn gedachten formuleren en beargumenteren.
De leerling kan zich inleven in standpunten en het perspectief van anderen.
Begrip
De leerling begrijpt instructies.
De leerling begrijpt langere instructieteksten.
De leerling herkent dialecten en accenten.

4. Spreekdoelen

Motivatie & spreekdurf
De leerling spreekt voor een kleine of grote groep.
De leerling formuleert een mening.
Interactie & vragen
De leerling voert gesprekken in functie van groepswerk of interactieve opdrachten.
De leerling formuleert en beargumenteert zijn/haar gedachten.
De leerling stelt open en gesloten vragen.
De leerling beantwoordt vragen op een gepaste manier.
De leerling geeft op een gepaste manier feedback.
Verstaanbaarheid
De leerling spreekt op tempo met de juiste uitspraak en intonatie.
Vertellen, uitleggen & argumenteren
De leerling spreekt over specifieke gebeurtenissen en processen.
De leerling geeft een presentatie.
De leerling neemt deel aan debatten.