In het verleden verliepen studentendopen wel eens niet naar behoren, ze kunnen zelfs erg foutlopen. Hoe komt dat? Wat kunnen we uit het fenomeen van studentendopen afleiden en leren om ervoor te zorgen dat de doop wèl goed verloopt?
Hierna enkele diep verborgen weetjes rond studentendopen. Ze werpen een helder licht op de basisvraag waar het bij studentendopen eigenlijk om moet gaan
Studentendopen komen al in de middeleeuwen in Europa voor en zijn een universeel verschijnsel, ook in Azië en elders. De studentendoop is een variante op het overgangs- en initiatieritueel, waarmee we de grote momenten van ons leven markeren, zoals geboorte, puberteit, huwelijk en dood.
In zulk overgangsritueel kan je drie fasen onderscheiden: de losmakingsrite, waarbij de nieuweling (m/v/x) uit zijn oude positie stapt; de grensfase waarbij hij in niemandsland vertoeft, zonder identiteit, zonder kenmerken van zijn vroegere of latere positie; en de laatste fase, de opnamerite, waarin hij bewijst zijn nieuwe identiteit te kunnen opnemen en mag toetreden tot de nieuwe sociale structuur.
In rituelen staat de vorm voorop, met stereotiepe handelingen en eigen terminologie, overgeleverd vanuit traditie. Daar denk je dus per definitie niet zo bij na... Neem ‘chrysostemos’, de happening waarmee de laatstejaars secundair zich plechtig en plezierig verkleden naar aanleiding van de laatste honderd dagen van hun schoolbestaan. Niemand die beseft dat dit eigenlijk de losmakingsrite is, de eerste fase in de overgang naar het student-zijn. De twee volgende fases, de grensfase en de openingsrite, zullen pas maanden later worden neergezet in de studentendoop. En ook daar is ‘traditie’ de regel, met dus het kopiëren van eerdere dopen. En dat gebeurt soms te weinig overdacht.
Laten we die tweede en de derde fase dus toch maar eens van nabij bekijken. De tweede, de grensfase, komt bijvoorbeeld voor bij puberteitsriten en initiaties in geheime genootschappen. Wanneer in het ritueel de tweede fase sterk uitgewerkt is, dan zie je het volgende. De nieuwkomers worden als het ware ontdaan van hun individualiteit, tot niets gereduceerd, als onbestaand aanzien, als structureel dood, herleid tot stof en as. In deze context kunnen beproevingen en vernederingen ontstaan, erop gericht de vroegere status af te breken. De tweede fase is in ieder geval een lastige context, moeilijk te dragen, waaraan je zo vlug mogelijk wil ontkomen.
De overgang naar de derde fase vat aan met proeven waarmee de nieuwkomer moet bewijzen dat hij ‘volwassen’ is geworden. Dat opent de weg voor de plechtige opname in de groep. Maar ook die proeven kunnen wel eens (te) moeilijk zijn.
Dit is allemaal erg herkenbaar in studentendopen. En het kan dus wel verkeerd lopen. Het jaar na jaar kopiëren van handelingen en gedrag kan immers leiden tot een sluipende, neerwaartse spiraal van toenemend problematisch gedrag, door de neiging, telkens opnieuw, om er nog een schepje bovenop te doen.
Zoiets kan je dus vermijden door stil te staan bij de vraag die de studentenverenigingen zich ook moeten en willen stellen: waarom doe je dit? En dan groeit het inzicht wat er met foute studentendopen aan de hand is: de klemtoon ligt veel te veel op vernederingen, door een uit de hand gelopen tweede fase die eigenlijk uitmondt op ontmenselijking. Met eten gooien en de ‘schachten’ met viezigheid insmeren is iets als met pek en veren beladen, en dat sluit, net zoals de ‘drills’, allemaal aan bij die tweede fase. Maar eigenlijk is dat alles vandaag de dag niet meer okee: dit wordt maatschappelijk niet meer aanvaard, zoals ook uit de vaak verontwaardigde reacties van de omstanders blijkt. Onze maatschappelijke opvattingen evolueren nu eenmaal – en gelukkig maar.
De nadruk bij studentendopen moet vooal liggen op de derde fase, door de opname en verwelkoming in de nieuwe groep op een wijze die vooral warmte en hartelijkheid uitstraalt.
Waar het dus op aankomt is het bewaken en vooral ook beperken van de tweede fase, en de klemtoon leggen op de derde fase. Met daarbij deze basislijn: geen vernedering maar een warm onthaal. Dat is het wat we de vele jongeren moeten bieden die de grote stap zetten naar de universiteit!
Een fijne en ludieke onthaalplechtigheid, daar gaat het uiteindelijk toch om?
Herman Van Goethem, Rector
september 2022