Kerncompetenties van de bachelor informatica
In de bachelor informatica staan de volgende doelstellingen centraal.
Het doel van de opleiding Informatica aan de Universiteit Antwerpen is bekwame en wetenschappelijk gevormde informatici af te leveren. Na hun opleiding (a) zijn zij in staat zich de nieuwste technologische ontwikkelingen in de diverse deelgebieden eigen te maken, (b) kunnen zij deze waar nodig ook exploiteren binnen hun beroepscontext, en (c) kunnen zij zelf een originele bijdrage leveren tot de verdere evolutie van de informatica.
1. Analyse en ontwerp voor kleinschalige software projecten.
(Kleinschalig betekent dat het project valt te overzien door één persoon.) Begrijpen van een geïdentificeerd probleem en modelleren van een potentiële oplossing.
2. Implementatie van nieuwe softwaresystemen.
Al dan niet als deel van een team, een gegeven basisontwerp omzetten in een werkend programma. Verfijnen van het basisontwerp (vb. geschikte interface ontwerpen), selecteren van te gebruiken software, integratie van bestaande componenten.
3. Onderhoud van bestaande softwaresystemen.
Aanpassing van bestaande programma’s aan veranderingen in mogelijkheden van zowel hardware als software (upgrades). In beperkte mate aanpassing van bestaande programma’s aan veranderde behoeften.
4. Implementatie en onderhoud van een databank.
Gegevensmodel voor een databank kunnen opstellen en implementeren. In beperkte mate bestaande databanken aanpassen in functie van veranderende behoeften.
5. Beheer van een lokaal netwerk.
Selectie van geschikte netwerkinfrastructuur en protocollen. Uitvoeren van de nodige verbeteringen om schaal- en performantieproblemen aan te pakken.
6. Support en advies.
Oplossen van problemen, helpdesk functie; m.a.w. voldoende parate kennis bezitten om concrete software problemen (o.a. compatibiliteit, bestandsformaten, versiebeheer, installatie,...) op korte termijn op te lossen. In kleinere organisaties (KMO) advies over nieuwe automatiseringsprojecten (haalbaarheid, nut, benodigde apparatuur,...).
7. Communicatievaardigheden.
Contacten met collega’s en opdrachtgevers —zowel schriftelijk als mondeling— kunnen onderhouden.
8. Wiskundige basis.
Een stevige wiskundige vorming is nodig voor het begrijpen van de in de informatica gangbare wetenschappelijke technieken en methodes.
9. Formeel denken en abstraherend vermogen.
Vlot omgaan met abstracte modellen om formele redeneringen en argumentaties mogelijk te maken.
10. Wetenschappelijk verwerken van data.
Op een systematische manier data verzamelen, ze op een correcte manier interpreteren en er de nodige conclusies aan verbinden.
11. Opvolgen technologische ontwikkelingen.
De vakliteratuur kunnen volgen (in hoofdzaak Engels) om op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen. Dit vereist een denkkader waarin de samenhang tussen de verschillende deelgebieden in de informatica wordt gevat.
12. Wetenschappelijke basis.
Naast een gedegen kennis van de fundamentele begrippen, methodes en deelgebieden van de Informatica, ook een zicht op andere wetenschappelijke disciplines (o.a. wiskunde, natuurkunde, economie) met hun gangbare wetenschappelijke technieken, methodes en beperkingen.
13. Autonoom en creatief functioneren.
Door een brede basisvorming is een bachelor in staat een complexe opdracht in deeltaken op te delen, elk van die deeltaken afzonderlijk uit te voeren en toch het groter geheel niet uit het oog te verliezen. Bovendien is een bachelor in staat tot zelfreflectie, zodat gelijkaardige opdrachten in het vervolg beter zullen worden uitgevoerd.