Kerncompetenties
De master-na-masteropleiding Specialistische Geneeskunde (MSG) beoogt de vorming van de arts-specialist die over de nodige kennis, vaardigheid en attitudes beschikt voor het uitoefenen van het specialisme. Per specialisme zijn er academische en beroepscompetenties opgesteld door subcommissies.
De kerncompetenties voor de inmiddels 31 specialisaties van de MSG hebben betrekking op:
• Het kunnen stellen van de juiste vragen, het doelmatig zoeken naar, en het beoordelen van de kwaliteit van de onderbouwing in de literatuur en het op de hoogte blijven van de onderbouwde zorgnormen.
• Maatschappelijk handelen als arts-specialist, binnen een economisch verantwoord kader en rekening houdend met sociale en ethische aspecten van de medische specialistische praktijk.
• Een houding van wetenschappelijke nieuwsgierigheid en leergierigheid, levenslang spontaan en zelfstandig blijven informeren in een vakgebied dat zowel wetenschappelijk als technologisch snel uitbreidt.
Deze behoeften werden reeds vertaald in de eindtermen tot basisarts, maar zijn ook van toepassing in de vervolgopleiding (opleidingscontinuüm).
1. Verwerven van diepgaande kennis van en inzicht in (de meest voorkomende en complexe ziektebeelden van) het specialisme, rekening houdend met huidige stand van de medische wetenschappen.
2. Ontwikkelen van probleemoplossend vermogen om op basis daarvan zelfstandig een preventiebeleid uit te tekenen, diagnoses te stellen, met de patiënt en diens naasten overlegd behandelbeleid op te stellen en/of behandelbeleid uit te voeren.
3. Ontwikkelen en verfijnen van de voor het specialisme relevante en wetenschappelijk onderbouwde (medisch-technische) vaardigheden in een oefensituatie die voldoende regelmatig gesuperviseerd wordt door experts en stapsgewijs integreren in de klinische praktijk, rekening houdend met de ethische/deontologische code.
4. Patiënten en hun naasten wijzen op de oorzaken en risicofactoren van de ziektebeelden van het specialisme, op basis van een analyse van de zorgbehoeften van diversiteit aan patiënten een individueel preventiebeleid uittekenen en hen daarbij de toegankelijkheid van verschillende zorgdiensten en -middelen tonen.
5. De verspreiding van wetenschappelijk onderbouwde medische informatie bevorderen, op correcte manier overdragen aan medici en andere zorgverleners en initiatief nemen om studenten, patiënten en een breder publiek hierop te attenderen.
6. Binnen het domein van het specialisme een bijdrage leveren aan onderzoeksprojecten en onder begeleiding degelijk wetenschappelijk onderzoek opzetten, uitvoeren en hierover zowel schriftelijk als mondeling rapporteren aan vakgenoten en niet-vakgenoten, rekening houdend met de ethische/deontologische code.
7. Als aanspreekpunt fungeren voor masterstudenten geneeskunde, ASO’s, medici en/of andere zorgverleners en bevorderen van hun competenties in het specialisme.
8. Correct, doeltreffend en begrijpelijk communiceren met patiënten en hun naasten op een vertrouwelijke en humaan-empathische wijze, daarbij een patiëntgeoriënteerde benaderingswijze toepassen rekening houdend met factoren van diversiteit en het vigerend wettelijk kader.
9. In het contact met andere medici en zorgverleners overlappende en gedeelde verantwoordelijkheden afstemmen, op een professionele manier participeren in de gedeelde klinische besluitvorming en daarbij op een gepaste manier omgaan met meningsverschillen en verschillen in professionele achtergrond.
10. Bekend zijn met de expertise van andere medici en zorgverleners, in staat zijn om te beslissen wanneer de zorg voor een patiënt dient te worden overgedragen en zorgen dat dit op een veilige manier gebeurt, zowel via schriftelijke als mondelinge communicatie.
11. Kennis hebben over de vigerende gezondheidszorgsystemen en financieel-economische implicaties van zorgverstrekking voor de maatschappij en de patiënt in de dagelijkse praktijk, en activiteiten voorstellen om de implicaties op de zorgverstrekking van het zorgteam en de ziekenhuisorganisatie te optimaliseren.
12. Analyseren van de eigen leiderschapsstijl, met inbegrip van sterktes en zwaktes op basis van feedback van patiënten, medici en andere zorgverleners en ontwikkelen van strategieën om in samenspraak met medici en andere zorgverleners veranderingen in de gezondheidszorg te implementeren.
13. In diverse situaties de kwaliteit en patiëntveiligheid van de verleende zorg op adequate wijze evalueren en op basis daarvan passende maatregelen nemen.
14. De principes van de medische informatiekunde inzetten voor het leveren van optimale patiëntenzorg en voor het onderhouden van de eigen deskundigheid.
15. Reflecteren over het persoonlijk welbevinden en de invloed op het eigen professioneel handelen en functioneren en aandacht hebben voor het welbevinden en het professioneel handelen en functioneren van medici en andere zorgverleners waarmee wordt samengewerkt.
16. De grenzen van de eigen bekwaamheid kennen, in staat zijn om de persoonlijke leerbehoeftes te identificeren en op basis daarvan de eigen professionele ontwikkeling in handen nemen.