Studenten presenteren hun resultaten aan beleidsmakers
In het Bernarduscentrum op de Lombardenvest presenteerden studenten stedenbouw en ruimtelijke planning de resultaten uit hun ontwerpstudio’s. In drie verschillende studio’s werkten de studenten twee jaar lang op de verdichting van dorpskernen. Hun opdracht begon met een sociaal-ruimtelijke analyse van de dorpskernen van Berlaar of Nijlen. Vervolgens moesten zij enkele haalbare voorstellen voor concrete projecten formuleren. Zij werden hierbij mede ondersteund vanuit de dienst ruimtelijke planning van de Provincie Antwerpen.In de jury zaten vertegenwoordigers van de gemeenten Nijlen en Berlaar en onder meer gedeputeerde Luk Lemmens (Provincie Antwerpen), bevoegd voor ruimtelijke ordening en mobiliteit. Aan de jury werd gevraagd om een rangschikking te maken van de projecten op basis van twee criteria: overtuigingskracht en realisme van het ontwerp. Jolien Kramer, Aurélie Ligon, Yaro Meeusen en Tom Van Vilsteren (WOON-STROOM) werden de winnaars van de namiddag. In september mogen de studenten hun project voorstellen op een congres over ‘problem-based learning’ in Bogota.
Het project Woon-Stroom
De studenten over hun project
‘Wij zijn uiteraard heel blij dat we gewonnen hebben met onze coöperatie WOON-STROOM’, zeggen de studenten. ‘Wij zijn er trouwens van overtuigd dat Bevel dé ideale plaats is om onze coöperatie uit te proberen. De woongemeenschap is er heel hecht en de populatie wordt wat ouder. Bovendien wil iedereen er graag blijven wonen. Al vraagt deze nieuwe manier van wonen toch een mentaliteitswijziging, en dat ligt in Vlaanderen vandaag nog wat moeilijker. Sommige landen staan op dat vlak veel verder.’
‘Wij kijken in ieder geval terug op een super leuk project, wij hebben alle vier het gevoel dat we écht iets konden bijdragen. Toegeven dat het in het begin wel wat lastig was: wij kozen voor stadsontwikkeling en kwamen in een gemeente terecht, we vonden geen data en er waren geen demografische gegevens. Maar achteraf gezien konden wij het probleem van de ruimte oplossen, een brug slaan tussen een heel uiteenlopende sociale vlakken en was het een heel realistische situatie. Dat vinden wij trouwens van heel de opleiding: alles staat heel dicht bij de realiteit.’
De studenten kregen bij iedere ontwerpstudio andere docenten. ‘Daardoor kregen wij iedere keer andere input en dat was heel nuttig. Als stedenbouwkundigen moeten wij later ook met verschillende profielen kunnen samenwerken. De professoren waren trouwens allemaal erg gepassioneerd door hun vak. Zij wilden ons allemaal echt iets leren, en dat hielp.’ ‘Vanaf de eerste dag voelde ik me nodig in de opleiding’, vult Yaro aan. ‘Dat had waarschijnlijk te maken met het feit dat de groepen niet zo groot zijn.’ ‘Maar ook vanuit het werkveld krijgen wij signalen dat wij nodig zijn’, zegt Tom. ‘Wij zijn er dus gerust in dat we een job zullen vinden. Bij een stad of gemeente, een architectenbureau, de overheid, een studiebureau’s... Onze professoren spreken zelfs over een knelpuntberoep!’
Over WOON-STROOM
De studenten vertrokken vanuit een probleemstelling over verdichting in Vlaamse dorpen: open ruimte wordt vandaag te veel ingenomen door verspreide woningen. De studenten kregen drie dorpen voorgesteld. Ze moesten op zoek gaan naar antwoorden om op een ‘andere manier’ te gaan wonen. Het concept en masterplan (WOON-STROOM) biedt een antwoord op de aanwezige problematieken in Bevel. De geplande projecten ontwikkelen de studenten via het wiel- en spaakprincipe. Dit principe houdt in dat er in elke A-fase nieuwbouwprojecten ontwikkeld worden in de kern van Bevel, rond de kerk. Door goede ruimtelijke inpassingen van de nieuwe woongelegenheden wordt de eigenheid van de dorpskern terug versterkt. Voor deze A-fases stellen de studenten een masterplan voor dat inzet op een duurzame verdichting en een passend woonaanbod voor de veranderende maatschappelijke en demografische ontwikkelingen.
Hier wordt invulling aangegeven door bouwblokken zo op te zetten dat deze modulair in te vullen zijn. Dit houdt in dat er een raamwerk wordt opgezet waarbinnen appartementen vrij ingevuld kunnen worden. Er wordt vanuit gegaan dat een module voornamelijk 2 twee-kamerappartementen bevat. Maar deze appartementen kunnen vrij gemakkelijk omgevormd worden tot een één- en driekamerappartement.
In de B-fases wordt ingezet op het bestaand patrimonium. Veel villa’s in het dorp zijn verouderd, te ruim of moeilijk te verkopen. De eigenaars kunnen ervoor kiezen om de villa in te brengen in de coöperatie.