Kerncompetenties Bachelor in de rechten
In de bachelor rechten staan de volgende doelstellingen centraal.
1. De bachelor heeft een basiskennis van en basisinzicht in de grondslagen, de beginselen en de structuren van verschillende juridische vakgebieden en een basiskennis in de wisselwerking tussen de Belgische, de Europese en de internationale rechtsorde.
2. De bachelor is vertrouwd met de bronnen van het recht en is in staat die bronnen zelfstandig te raadplegen, te interpreteren en de gevonden informatie op een academisch verantwoorde manier aan te wenden.
3. De bachelor begrijpt juridische Franse en Engelse teksten, is vertrouwd met de juridische basisterminologie in het Duits en is in staat om juridische basisterminologie in het Frans en het Engels aan te wenden.
4. De bachelor kent en beheerst de basismethoden van het juridisch onderzoek.
5. De bachelor is in staat om rechtsproblemen op te lossen door de feiten te kwalificeren en de relevante rechtsbronnen te identificeren en erop toe te passen.
6. De bachelor is in staat om een onderzoeksplan voor een juridisch basisonderzoek uit te werken.
7. De bachelor kan juridische teksten analyseren en synthetiseren.
8. De bachelor is in staat om, zowel schriftelijk als mondeling en aangepast aan het doelpubliek, helder, gevat en correct te communiceren, over juridische onderwerpen.
9. De bachelor kan een logische en correcte juridische argumentatie opbouwen en verdedigen.
10. De bachelor heeft een brede kijk op mens en maatschappij vanuit de verschillende hulpwetenschappen en op de factoren die het recht beïnvloeden.
11. De bachelor kan kritisch reflecteren over het recht en het functioneren in de samenleving, in tijd en ruimte.
12. De bachelor is zich bewust van de voortdurende ontwikkeling van het recht en is in staat om zichzelf bij te scholen door zelfstudie en opgedane studie-ervaring.
13. De bachelor kan genuanceerd oordelen en stelt zich open en tolerant op ten aanzien van diverse politieke, culturele en levensbeschouwelijke overtuigingen, binnen het geldende (internationale) wettelijk kader.
14. De bachelor is in staat om zowel zelfstandig te werken, als samen te werken met anderen, in een sfeer van open communicatie en wederzijds respect.