Kerncompetenties van de bachelor wijsbegeerte
In de bachelor wijsbegeerte staan de volgende doelstellingen centraal.
Bachelors in de wijsbegeerte
• [kerncompetentie 1: filosofisch referentiekader] hebben een aantoonbare basiskennis van de belangrijkste standpunten en ontwikkelingen in de geschiedenis van de filosofie en van de fundamentele vragen en problemen in de belangrijkste filosofische disciplines;
• [kerncompetentie 2: filosofisch-kritisch denken] kunnen filosofische basisteksten zorgvuldig lezen en interpreteren, en met betrekking tot een filosofisch thema basisconcepten verhelderen, vooronderstellingen expliciteren en relevante standpunten onderscheiden;
• [kerncompetentie 3: onderzoeksvaardigheden] kunnen onder begeleiding een probleemstelling afbakenen en uitwerken, daartoe hun filosofisch referentiekader verruimen en toepassen, en hun conclusies wetenschappelijk verantwoord articuleren;
• [kerncompetentie 4: verbreding en concretisering] kunnen hun filosofische inzichten in verband brengen met ontwikkelingen in andere wetenschappelijke disciplines, en hun filosofische vorming inzetten in diverse maatschappelijke contexten.
De bovenstaande kerncompetenties werden verder uitgewerkt in een lijst van 15 competenties die samen een geheel van vakkennis, vaardigheden en attitudes vertegenwoordigen.
1. De bachelor heeft een aantoonbare basiskennis van de belangrijkste posities en ontwikkelingen in de geschiedenis van de filosofie, en is vertrouwd met de eigenheid van de verschillende periodes van die geschiedenis.
2. De bachelor heeft een aantoonbare basiskennis van de fundamentele vragen en problemen in de belangrijkste filosofische disciplines, en is vertrouwd met actuele debatten in die disciplines.
3. De bachelor heeft kennis gemaakt met en inzicht verworven in belangrijke bronteksten uit de wijsbegeerte.
4. De bachelor is vertrouwd met de belangrijkste stromingen en stijlen van de filosofie, heeft een aantoonbare kennis van de concepten, paradigmata en methodes in de belangrijkste disciplines van de filosofie, en heeft inzicht in de onderlinge verhoudingen tussen die disciplines.
5. De bachelor kan filosofische teksten analyseren en de kerngedachte(n) en centrale argumentatie ervan nauwgezet weergeven en correct interpreteren.
6. De bachelor kan met betrekking tot een filosofische theorie of thematiek basisconcepten verhelderen, vooronderstellingen expliciteren en de inhoudelijke strekking van verschillende relevante standpunten identificeren.
7. De bachelor is vertrouwd met de studie van filosofische teksten in hun oorspronkelijke taal (Engels, Frans of Duits).
8. De bachelor is bedacht op en staat kritisch tegenover eigen overtuigingen en standpunten.
9. De bachelor kan het filosofische referentiekader toepassen en verruimen in functie van een eigen filosofische interesse of een beginnende specialisatie, en is daarbij bedacht op recente ontwikkelingen in de filosofie.
10. De bachelor kan over een filosofisch onderwerp een beredeneerd, beargumenteerd en kritisch betoog ontwikkelen, er een heldere mondelinge uiteenzetting over geven en er een heldere wetenschappelijk verantwoorde tekst over schrijven.
11. De bachelor kan onder begeleiding van een ervaren onderzoeker een filosofische probleemstelling bestuderen, de krachtlijnen ervan conceptueel verhelderen en op basis daarvan een relevante, duidelijk afgebakende onderzoeksvraag formuleren.
12. De bachelor is voldoende vertrouwd met klassieke en digitale media om over een filosofische thematiek of probleemstelling de relevante informatie op te zoeken en een wetenschappelijk verantwoord corpus van filosofische en andere wetenschappelijke bronnen samen te stellen.
13. De bachelor kan kritisch interveniëren in een debat over een cultureel-maatschappelijk onderwerp in het algemeen en over een filosofisch onderwerp in het bijzonder.
14. De bachelor is vertrouwd met de basisconcepten en basisinzichten van een aantal andere wetenschappelijke disciplines, of heeft aantoonbare basiskennis van één andere wetenschappelijke discipline.
15. De bachelor kan filosofische theorieën en problemen in verband brengen met inzichten en vragen uit andere wetenschappelijke disciplines.