Waarheid, valsheid en zekerheid in tijden van big data: compenseert de zekerheid van de productie van data voor de onzekerheid van hun betekenis?

Maandag 5 oktober 2020 - 19.30 uur 

Korte omschrijving van de lezing

"Zonder data kunnen wetenschap, rechtspraak en journalistiek niet bestaan. Data zijn de grondstof, het fundament van kennis.” Vanuit die zinnen die als aanhef dienen voor de cyclus van dit jaar, “Kennis in tijden van big data en fake news”, kan de filosoof niet anders dan de voet even scheef zetten. Wat wordt precies bedoeld met data, met waarheid, met valsheid, met fundament, met bouwsteen? En welke kennis dient de wetenschap in het licht daarvan? Vanuit een transcendentale achtergrond, geïnspireerd door het werk van Kant, wil ik die vragen opnemen door ze lichtjes te verschuiven. Een oefening van ontbladering van de gedachte dat er in de betrachtingen van de wetenschap dingen zijn die kunnen dienen als neutrale, als zodanig bruikbare en inzetbare bouwstenen. Een oefening ook van openstelling naar de gedachte dat data altijd in een discours worden opgenomen en eventueel mede versmeed tot objecten. Zoals Georges Canguilhem het stelt, hoeft de realiteit van de data niet betwist te worden, net zo min als de zekerheid daarvan. Maar dit is een schrale troost voor de onzekerheid van hun betekenis. Daar geldt geen zekerheid en ook geen realiteit, daar geldt een steeds opnieuw te articuleren geldigheid binnen een discours, een geldigheid die af en toe, en altijd tot nader orde, objectief kan genoemd worden. Kant zal het benoemen als constitutie van objectiviteit: niets te plukken, niets te bouwstenen, niets te fundamenten hier – wel het opnemen van het punt van waaruit iets van die objectiviteit, die geldigheid, gedragen wordt. Constitutie van objectiviteit is dus altijd ook constitutie van subjectiviteit.


Gertrudis Van de Vijver

Gertrudis Van de Vijver is gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent waar ze onder meer de vakken rond moderne en hedendaagse wijsbegeerte, hedendaagse continentale filosofie en levenswetenschappen doceert. Aan diezelfde universiteit ontving ze in 1988 haar doctoraat voor haar proefschrift over “Doelgerichtheid in cybernetica, connectionisme en cognitivisme. Tussen twee epistemologische opties: naturalisme en constructivisme”. Haar onderzoek is voornamelijk gericht op de epistemologische implicaties van problemen inzake complexiteit, zelforganisatie en teleologie in de levenswetenschappen, psychologie en cognitie. Hiervoor ontwikkelde ze een transcendentale aanpak voor de filosofie van de biologie, gecentreerd op het idee van co-constitutie. Daarnaast voert ze onderzoek over de aspecten en implicaties van transcendentale filosofie, en de connecties tussen psychoanalytische theorie, epistemologie en taalfilosofie. Ze schreef hierbij onder meer “Kant and the intuitions of self-organization” (2006), “The constraint is the possibility: a dynamical perspective on Kant’s theory of objectivity” (2011), “The mark, the Thing and the object” (2017), in samenwerking met Jens De Vleminck Het leven met een sofist (2014), en met Emiliano Acosta ‘While Reading Kant’s Perpetual Peace. Philosophy of War and Peace’ (2017).