Onderzoeksleiders: Frederik Swennen, Elise Goossens en Mariano Croce
Korte tekst
Deze onderzoekslijn is ingebed in de FWO Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschap RETHINKIN (Rethinking Legal Kinship & Family Studies in the Low Countries), waarvan onze onderzoeksgroep de kerngroep is.
Een recente centrale vraag in het familierecht in jurisdicties wereldwijd is de erkenning en regulering van nieuwe verwantschapsstructuren. Het label “verwantschap” omvat diverse fenomenen in verband met basale vormen van wederzijdse afhankelijkheid, zoals geboorte, opvoeden van kinderen, wederkerige zorg, relaties met emotionele ondersteuning, ziekte en overlijden. Deze fenomenen worden diepgaand beïnvloed door grote sociologische evoluties zoals migratie, een veranderde invulling van gender en genderpatronen, medisch begeleide voortplanting en relatiebreuken, terwijl ze ook vragen oproepen naar de normativiteit van sociale praktijken en gebruiken. De onderzoekslijn strekt ertoe om de juridische erkenning en regulering van de (nieuwe) verwantschapsvormen te onderzoeken, zowel binnen het familierecht als daarbuiten.
Uitgebreide tekst
Overzicht
Het bredere kader voor deze lijn is de Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschap van het FWO (WGO 2015-2024) RETHINKIN – Rethinking Legal Kinship & Family Studies in the Low Countries, waarvoor wij als kerngroep optreden.
De erkenning en regulering van nieuwe verwantschapsstructuren staan in het brandpunt van recente ontwikkelingen in het familierecht wereldwijd. Het label verwantschap omvat hier een veelheid aan fenomenen die verband houden met basisvormen van wederzijdse afhankelijkheid, zoals geboorte, opvoeding van kinderen, wederzijdse zorg, relaties van emotionele steun, ziekte en dood. Vanuit die invalshoek wordt aandacht besteed aan de wijze waarop demografische, economische en culturele veranderingen invloed hebben op verwantschaps- en familiebanden. Het gestegen aantal relatiebreuken, veranderende perspectieven op gender en genderrollen, de erkenning van niet-conventionele familierelaties, de verspreiding van (grensoverschrijdende) medisch begeleide voortplantingstechnologieën, en migratie en globalisering hebben de opkomst van alternatieve configuraties van verwantschap bevorderd. Deze configuraties vormen een uitdaging voor conventionele familiemodellen en nopen tot een ingrijpende herziening van de bestaande juridische definities. Al deze thema’s worden onderzocht vanuit het perspectief van assemblage theory voor partnerschap, ouderschap, en de verhoudingen tussen personen, dieren en voorwerpen (samen met de onderzoekslijn over persoon en voorwerp), waarbij de nadruk ligt op de fluïditeit, inwisselbaarheid en onderlinge verbondenheid van sociale en juridische concepten.
Ons onderzoek staat ook stil bij de vormgeving van de normativiteit van sociale praktijken. Dit om de kernvraag te beantwoorden hoe de staat zou kunnen of moeten omgaan met opkomende verwantschapspraktijken. De wisselwerking tussen fundamentele (rechts)theorie, doctrinaire analyse en empirische studies is daarbij van strategisch belang. Die wisselwerking is vooral belangrijk om te kunnen verklaren waarom het recht bepaalde keuzes maakt, en de staat beleidsmaatregelen uitwerkt om sommige verwantschapspraktijken te ondersteunen, (potentieel) ten nadele van andere (minderheids)praktijken. Een dergelijke theoretisch onderbouwde analyse wil zowel de gronden waarop de staat beleidskeuzes maakt als de praktijken die juridisch-politiek onzichtbaar blijven in vraag stellen. Het onderliggende thema is hierbij de wisselwerking tussen diverse oorzaken van sociale normativiteit en de regulerende activiteit van juridische normativiteit.
Centraal in ons onderzoek staat ten slotte de wisselwerking tussen gender en verwantschap. We bestuderen de impact van veranderende genderperspectieven op verwantschapsstructuren (bv. queer families) en -relaties (bv. de genderdimensie van zorg). We maken tevens gebruik van inzichten uit de feministische en queer rechtstheorie bij het ontwikkelen van normatieve claims over verwantschapspraktijken.
Debatten
De eerste doelstelling van deze onderzoekslijn is om de verschillende strategieën voor een juridische erkenning van niet-conventionele verwantschapsformaties in kaart te brengen. We houden daarbij rekening met beleidsmatige en familierechtelijke veranderingen die nieuwe familieformaties willen accommoderen in drie kernelementen van juridische erkenning: (1) de vorming van de relatie die leidt tot juridische erkenning; (2) de juridische gevolgen en voordelen van de erkende familievorming; en (3) de verbreking van de relatie.
De tweede doelstelling heeft betrekking op de gevolgen en effecten van het (grensoverschrijdende, bijvoorbeeld in het geval van draagmoederschap) gebruik van medisch begeleide voortplantingstechnologieën op de familie, zowel op sociaal als op juridisch niveau. De toename van het aantal niet-reproductieve familievormen ontkracht de veronderstelling dat verwantschap een biologische basis heeft. De ontwikkelingen op het vlak van medisch begeleide voortplantingstechnologieën en genetica zitten echter gevangen in een dubbelzinnige relatie met biologische of 'natuurlijke' opvattingen over verwantschap. Het is belangrijk om deze relatie vast te stellen om te kunnen begrijpen: ten eerste, wat de gevolgen zijn van technologieën voor juridische definities van belangrijke ouderlijke rollen (en dus de rechten/verantwoordelijkheden/aansprakelijkheden die daaraan verbonden zijn); ten tweede, hoe verwantschapspraktijken reageren op de ambivalente wisselwerking tussen recht en technologieën. Ons perspectief hier is dat van "electieve verwantschap", dat wil zeggen: private ordening.
De derde doelstelling ligt op het kruispunt van de verschillende onderzoekslijnen van onze groep. De ontwikkelingen in verwantschapspraktijken roepen vragen op over de aard van verwantschapsrelaties (contract versus status), het private versus publieke karakter van verwantschapsformaties, en de relatieve autonomie van verwantschapseenheden. In het licht van maatschappelijke trends zoals toegenomen migratie, zal het ook belangrijk zijn om te begrijpen hoe de regulering van nieuwe verwantschapsverschijnselen de aard van verwantschap in het algemeen verandert, evenals de rol ervan met betrekking tot fundamentele vraagstukken van overheidsbeleid. Een centraal aandachtspunt hierbij is rechtspluralisme.
Ten slotte wordt ook onderzoek gedaan naar de emancipatie en bescherming van ‘kwetsbare volwassenen’, in het bijzonder in de familiesfeer. Centraal in dit onderzoek, dat samen met de onderzoekslijn Persoonlijkheidsrechten wordt uitgevoerd, staat het voorkomen van ouderenmishandeling. Ons doel is om een eerste inventarisatie te maken van de instrumenten, kaders en perspectieven die relevant zijn voor de preventie, opsporing en aanpak van ouderenmishandeling in België. De resultaten van dit onderzoek zullen de basis vormen voor toekomstig onderzoek gericht op het opstellen en implementeren van een interprofessioneel protocol dat adequaat kan reageren op ouderenmishandeling.
Specifieke onderzoeksthema's
1. Hoe kunnen we een betrouwbaar beeld schetsen van de dynamische verhouding tussen ontwikkelingen in sociale praktijken en transformaties in wettelijke bepalingen en overheidsbeleid?
2. Wat is het effect van veranderende genderperspectieven op verwantschapsstructuren en -relaties?
3. Hoe moet het recht omgaan met het ontstaan en de wettelijke erkenning van homo- of poly-ouderlijke banden door middel van voortplantingstechnologieën die de tweedeling echtgenote/echtgenoot en moeder/vader overschrijden?
4. Hoe moet het recht omgaan met grensoverschrijdende aspecten van niet-conventionele familierelaties die verband houden met migratie en globalisering (bv. kafala, draagmoederschap)?
5. Hoe moeten we de tekortkomingen en gebreken begrijpen van de juridische en beleidskaders die de verwantschapsstructuren en het familieleven regelen en de (in)directe gevolgen daarvan voor de psycho-fysieke en sociale omstandigheden van de betrokken individuen?
6. Hoe gaan we om met verschillen in nationale wetgeving met betrekking tot de aanvaarding van nieuwe vormen van familie/verwantschap?
7. Hoe kunnen we kwetsbare volwassenen zowel emanciperen als beschermen, in het bijzonder in het licht van een risico op ouderenmishandeling?