Onderzoeksgroep
Expertise
Juridisch advies, projectonderzoek en onderzoeks- en onderwijsmatige bijstand inzake het recht van de Europese Unie en internationaal privaatrecht.
Op weg naar eenvormig ouderschap in Europa
Abstract
Vrij verkeer van EU onderdanen en kinderen die over de landsgrenzen heen bewegen doen complexe vragen rijzen. De vragen naar afsrtammingsbanden rijzen dikwijls in het kader van andere juridische geschillen, soals ouderlijke verantwoordelijkheid, onderhoudsgeld en erfrecht. De EU heeft echter nog geen regels over het recht van toapssing op afstamming. Deze vragen vallen dus onder nationaal internationaal privaatrecht. Dit kan het vrij verkeer belemmeren en ook de rechten van kinderen ontkennen. UniPar onderzoekt mogelijkheden naar een coherente toepassing van het EU recht wanneer er vragen zijn over afstamming.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Swennen Frederik
- Co-promotor: Vandenhole Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Effectieve horizontale afdwinging van de verticaal opgelegde rechtsstaatvereisten in de Europese Unie door de justitiële samenwerking van de lidstaten in burgerlijke en strafzaken
Abstract
Het project betreft in wezen de spanning tussen de effectieve bescherming van de rechtsstaat, een van de fundamentele waarden van de EU, en de behoorlijke werking van een "ruimte van vrijheid, veiligheid en recht", een van de fundamentele doelstellingen van de EU. Sedert 2018 heeft het Hof van Justitie van de EU belangrijke, innovatieve rechtspraak ontwikkeld om het respect van de rechtsstaat door alle lidstaten te verzekeren. Terwijl deze rechtspraak het voorwerp is geweest van uitvoerige analyse in de rechtsleer, is er daarentegen weinig of geen aandacht geschonken aan haar effectiviteit in de dagdagelijkse rechtsbescherming door de rechtbanken van de lidstaten. Dit is nochtans erg belangrijk voor de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, een kernaspect van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de EU. Effectieve justitiële samenwerking vergt effectieve rechtsstaatgaranties... maar ook effectief wederzijds vertrouwen. Maar hoe en in hoeverre kan wederzijds vertrouwen, en dus justitiële samenwerking, mogelijk zijn wanneer de rechtsstaat wordt bedreigd? Dit project beoogt te onderzoeken of en hoe de rechtbanken van de lidstaten bij hun deelname aan de justitiële samenwerking in de EU effectief kunnen bijdragen aan de horizontale afdwinging van de rechtsstaatvereisten die door het Hof van Justitie verticaal worden opgelegd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Vertrouwen en duurzaamheid in de Europese Unie (STRATEGO)
Abstract
Gezien de huidige zwakke staat van vertrouwen tussen instellingen en actoren op verschillende niveaus in het EU-bestuurssysteem, heeft het Jean Monnet Centre of Excellence STRATEGO tot doel kennis te onderwijzen, onderzoeken en verspreiden over de dynamiek, oorzaken en gevolgen van vertrouwen tussen de betrokken actoren en instellingen, specifiek in het multi-level bestuur van duurzame ontwikkeling in de EU, met de nadruk op het bedrijfsleven en ondernemerschap, klimaat en biodiversiteit, en gezondheidsbeleid. Deze empirische reikwijdte van STRATEGO sluit aan bij de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN, de beleidsprioriteiten van de Europese Commissie en de prioriteiten van het Erasmus+-programma. STRATEGO zal interdisciplinaire synergieën ontwikkelen op het gebied van EU-bestuur, vertrouwen en duurzame ontwikkeling door onderwijs-, onderzoeks- en outreach-inspanningen over de disciplines heen aan de Universiteit Antwerpen te overbruggen. Bij alle activiteiten zal STRATEGO verder gaan dan de gebruikelijke producenten en consumenten van EU-studies. Het zal EU-bestuurskennis van de faculteiten Sociale Wetenschappen, Rechten en Economie overbrengen naar studenten en personeel van de faculteiten Wetenschappen en Gezondheidswetenschappen, en het zal ook buiten de academische omgeving reiken om een dialoog met professionals, het maatschappelijk middenveld en het grote publiek te bevorderen. Op onderwijsgebied zal STRATEGO interdisciplinariteit garanderen door gastcolleges, gezamenlijke begeleiding van bachelor- en masterscripties en innovatieve formats zoals simulaties en microcredentials. Op het gebied van onderzoek zal STRATEGO personeel uit verschillende disciplines samenbrengen door middel van onderzoeksseminars, PhD-masterclasses en een bezoekprogramma voor beginnende wetenschappers. In termen van outreach buiten de academische context zal STRATEGO activiteiten organiseren zoals thematische webinars, outreach-workshops en activiteiten voor specifieke doelgroepen zoals middelbare scholen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Bursens Peter
- Co-promotor: Beutels Philippe
- Co-promotor: De Bièvre Dirk
- Co-promotor: Hoijtink Marijn
- Co-promotor: Matthysen Erik
- Co-promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Meier Petra
- Co-promotor: Popelier Patricia
- Co-promotor: Vanderstraeten Johanna
- Co-promotor: Van Dooren Wouter
- Co-promotor: van Zimmeren Esther
- Co-promotor: Verhoest Koen
- Co-promotor: Vicca Sara
- Co-promotor: Wynen Jan
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
- Onderwijsproject
De effectiviteit van richtlijnen in horizontale situaties: een herevaluatie in het tijdperk na de exclusie/substitutie-dichotomie.
Abstract
Unierichtlijnen kunnen niet door een particulier tegen een andere particulier worden ingeroepen voor een nationale rechter, aldus het Hof van Justitie van de EU ('het Hof') in het Marshall (zaak 152/84). Zo'n veertig jaar later heeft de verwarring die door de latere rechtspraak van het Hof is ontstaan, de vaststelling van de contouren van de doeltreffendheid van richtlijnen in horizontale situaties, alsmede de gevolgen en de onderliggende ratio daarvan, gemaakt tot "een taak die alleen geschikt is voor masochisten" (Dougan 2007). Deze onduidelijkheid heeft grote praktische gevolgen. Of men zich in een horizontale situatie (d.w.z. tegen een andere particulier) op een richtlijn kan beroepen, bepaalt rechtstreeks op welke rechtsmiddelen men zich voor de nationale rechter kan beroepen om schendingen van het Unierecht te remediëren. Het onderzoek zal onder meer gebruik maken van nieuwe, baanbrekende rechtspraak van het Hof om te ontrafelen wanneer richtlijnen effectief kunnen zijn in horizontale situaties. Bovendien zal het onderzoek originele evaluatiecriteria ontwikkelen om te beoordelen of de door het Hof aan die doeltreffendheid gestelde voorwaarden al dan niet als passende beperkingen kunnen worden beschouwd. Indien de uit de rechtspraak van het Hof afgeleide voorwaarden voor de doeltreffendheid van richtlijnen in horizontale situaties niet aan de ontwikkelde criteria voldoen, zal het voorgestelde onderzoek nagaan hoe de onrechtmatige beperkingen kunnen worden gemitigeerd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Mandaathouder: Van Reempts Fien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Continuïteit van burgerlijke staat voor mobiele Unieburgers in een diverse Europese Unie: hoe kan EU-recht gepast evenwicht verzekeren tussen vrijheid van verkeer, grondrechten en respect voor de bevoegdheden en nationale identiteit van de lidstaten?
Abstract
In de EU behoort de staat van de persoon tot de bevoegdheid van de lidstaten en hun wetgeving kent belangrijke verschillen, geworteld in nationale tradities en waarden die soms zelfs een grondwettelijk karakter hebben. Dit kan de continuïteit verstoren van de staat van mobiele Unieburgers die reizen tussen de lidstaten en door toepassing van het conflictenrecht aan verschillende wetten worden onderworpen in hun landen van oorsprong, respectievelijk bestemming. Discontinuïteit van status bedreigt de doelstelling van de Unie om intra-Unie vrij verkeer te verzekeren voor alle Unieburgers en hun grondrechten te beschermen. Maar de EU is ook verplicht om de bevoegdheden en de nationale identiteit van de lidstaten te respecteren. Het onderzoeksproject beoogt te onderzoeken of en, zo ja, hoe het EU-recht continuïteit van burgerlijke staat kan verzekeren voor mobiele Unieburgers zonder de bevoegdheden van de lidstaten of hun nationale identiteit te schenden noch inbreuk te maken op de grondrechten van de Unieburgers. Het onderzoeksproject is wetenschappelijk innovatief en beantwoordt eveneens aan een grote maatschappelijke behoefte.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Mandaathouder: Luku Helga
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Een conflictenregel voor de goederenrechtelijke aspecten van B2B-transacties als een verdere stap in de Europese harmonisatie.
Abstract
Jaarlijks worden er tussen ondernemingen (B2B) in de EU miljarden lichamelijke roerende goederen (bv. cargo) verkocht en vervoerd. De nationale wetgeving van elke EU-lidstaat (LS) voorziet dat de goederenrechtelijke ecten (bv. overdracht van eigendom) van deze B2B-transacties bepaald worden door het recht van het land waar de goederen zich bevinden. Dit toepasselijk recht verandert bijgevolg telkens wanneer de goederen worden verplaatst van de ene naar de andere LS. Aangezien elke LS zelf bepaalt hoe de eigendomsoverdracht plaatsvindt, is het mogelijk dat een koper wordt beschouwd als de rechtmatige eigenaar van goederen onder het recht van LS A, maar niet onder dat van LS B. Ook gebeurt de verkoop vaak onder een 'eigendomsvoorbehoud' (EV), waardoor de verkoper eigenaar blijft van de goederen totdat de koper zijn verplichtingen nakomt (dit is meestal de betaling van de koopprijs na het verstrijken van de betaaltermijn). Aangezien ook hier elke LS zelf bepaalt welke varianten van een EV het erkent, weigert een LS vaak om uitvoering te geven aan een EV naar buitenlands recht. Sinds decennia wijzen rechtsgeleerden en studies erop dat bovenvermeld wetgevend kader de goede werking van de Europese interne markt aanzienlijk schaadt. Daarom zal ik onderzoeken of het mogelijk is om een uniforme regel op EU-niveau in te voeren, met als doel de grensoverschrijdende handel, het vertrouwen en de rechtszekerheid tussen ondernemingen in de EU te versterken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Carette Nicolas
- Mandaathouder: Schenk Jonathan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
IPR en internationale vennootschapsmobiliteit: Richtlijn(EU) 2019/2121 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 wat betreft grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen.
Abstract
De verplaatsing van de vennootschapszetel in de EU wordt beïnvloed door de vrijheid van vestiging. Art.49 VWEU stelt vennootschappen op dat vlak gelijk aan natuurlijke personen, die grensoverschrijdende mobiliteitsrechten genieten. Toch dreigde deze gelijkstelling slechts een intentieverklaring te blijven, omdat de betekenis van de vestigingsvrijheid onduidelijk was. Bovendien namen terughoudende nationale wetgevers toevlucht tot de werkelijke zeteltheorie en/of materiële vennootschapsrechtelijke regels die grensoverschrijdende zetelverplaatsing konden ontmoedigen. Bijgevolg was het voor vennootschappen vaak onmogelijk om hun zetel met continuïteit van de rechtspersoon en zonder al te veel praktische problemen naar het buitenland te verplaatsen. Richtlijn 2019/2121, gericht op het oplossen van deze problemen, is het meest recente resultaat van de interactie in dit domein tussen de EU-wetgever, die voorzichtig is inzake IPR en een dynamisch maar niet altijd consistent Hof van Justitie. Is dit het einde van het 30 jaar durende debat over grensoverschrijdende vennootschapsmobiliteit? Ondanks enthousiaste commentaren, vergt de richtlijn een kritische evaluatie vanuit EU- en IPR-perspectief. In feite zal de richtlijn haar effect manifesteren in een context waarin, ook al zijn er veel EU-instrumenten aangenomen, het vennootschapsrecht van de lidstaten niet volledig geharmoniseerd is en waar deze nog steeds grotendeels bevoegd zijn voor de lex societatis en de erkenning van rechtspersoonlijkheid van vennootschappen. De richtlijn voorziet niet expliciet in uniforme IPR-criteria maar introduceert geharmoniseerde procedures m.b.t. enkele van de operaties waarmee een vennootschap haar zetel naar het buitenland kan verplaatsen en introduceert geharmoniseerde substantiële bepalingen voor de bescherming van derden. Enerzijds is het dus niet zeker dat de oplossingen van de richtlijn staten weerhouden van het aannemen van protectionistische normen die vennootschapsmobiliteit verhinderen en anderzijds is het niet zeker dat de procedures van de richtlijn geen verdere problemen veroorzaken. De belangrijkste onderzoeksvragen van het project betreffen de vraag of en hoe de richtlijn in de praktijk garandeert dat de juridische of administratieve zetel zonder buitensporige belemmeringen naar het buitenland kan worden verplaatst, of en hoe de richtlijn daarbij de huidige IPR-regels beïnvloedt en welke rol na de goedkeuring van de richtlijn aan het IPR toekomt. Daartoe zal het project volgende vragen beantwoorden: 1) Welke bepalingen van EU-verdragen zijn relevant voor vennootschapsmobiliteit en waarom? 2) Welke belangen en beleidsbekommernissen van de lidstaten hebben de vennootschapsmobiliteit belemmerd? 3) Met welk soort normen en op welke rechtsgebieden hebben de lidstaten wetgeving aangenomen inzake vennootschapsmobiliteit? 4) Welke rol heeft het HvJ op dit gebied gespeeld? Wat zijn de resultaten van zijn jurisprudentie? 5) Welke rol heeft de EU-wetgever op zich genomen? Wat zijn de resultaten van zijn interventies? 6) Wat zijn de nieuwigheden en leemten van de richtlijn in het licht van de vrijheid van vestiging zoals uitgelegd door het HvJ? 7) Wat is het effect van de richtlijn op de nationale wettelijke bepalingen inzake de lex societatis? 8) Hoe verhouden de bepalingen van de richtlijn zich tot andere IPR-instrumenten die de zetel gebruiken als criterium voor het toepasselijke recht of de bevoegdheid? 9) Waarborgt de richtlijn, in het licht van het antwoord op de vorige vragen, vennootschapsmobiliteit en een juiste uitoefening van de vrijheid van vestiging, in een gepast evenwicht met de andere betrokken belangen? 10) Indien niet, wat zijn de opties om dit vraagstuk op te lossen? 11) Is het, in het licht van de beschikbare opties en de effecten van de richtlijn, nog steeds het geval en is het praktisch mogelijk en wenselijk om een EU-criterium met betrekking tot de lex societatis in te voeren? Hoe, met welke inhoud en in welke mate?Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Mandaathouder: Ricifari Rebecca
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Internationaal privaatrecht in beweging 2.0 (PAX 2.0)
Abstract
PAX 2.0 combineert een aantal onderwijs- en opleidingsactiviteiten om voor een beter begrip en een betere toepassing van de belangrijkste rechtsinstrumenten op het gebied van civiel recht te zorgen. Het project beoogt derhalve de onderdelen van de eerdere JUDGTRUST- en PAX-projecten die hun waarde hebben bewezen - d.w.z. de pleitwedstrijd en het partnerschap met de rechterlijke macht - met twee nieuwe elementen te combineren: bijzondere aandacht voor de verdere uitbreiding van de pleitwedstrijd tot studententeams uit derde landen en de ontwikkeling van een handleiding voor de organisatie van pleitwedstrijden over internationaal privaatrecht van de EU. Met dit laatste zou de in onze eerdere projecten opgedane expertise ter beschikking van de Commissie worden gesteld in de vorm van een praktische handleiding. Idealiter zou deze handleiding online vrij toegankelijk zijn. Een ander belangrijk element van PAX 2.0, dat ook in overeenstemming met JUDGTRUST en PAX is, is dat de pleitwedstrijden en de justitiële opleiding gericht zullen zijn op actuele vraagstukken van het internationaal privaatrecht van de EU, wat voor een betere kennis moet zorgen van de wetgevingsinstrumenten die nieuw zijn en/of nieuwe juridische vragen opwerpen. Kortom, dit voorstel moet ervoor zorgen dat het voorgestelde consortium de kennis van studenten, academici en rechters in opleiding over belangrijke recente ontwikkelingen van het internationaal privaatrecht van de EU verder ontwikkelt en uitbreidt door middel van respectievelijk pleitwedstrijden en justitiële opleidingen. Het is derhalve bedoeld om de doeltreffende en coherente toepassing van de wetgevingsinstrumenten voor justitiële samenwerking in burgerlijke zaken te verbeteren. Bovendien beoogt het de consolidatie van de pleitwedstrijden als een aantrekkelijk onderwijsinstrument in dat verband, zowel voor EU- als voor niet-EU-studenten die belangstelling voor het internationaal privaatrecht van de EU hebben.Onderzoeker(s)
- Promotor: Pertegas Marta
- Co-promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Rutten Stefan
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Internationaal privaatrecht in beweging (PAX)
Abstract
Het project streeft tot de institutionele samenwerking van zeven onderzoeksinstellingen om, enerzijds, de internationale pleitwedstrijd over Europees internationaal privaatrecht te consolideren en, anderzijs, om judiciële training in dit domein van het recht te promoten. Het project heeft de volgende doelstellingen: - Consolidering, verbetering en uitbreiding van een pan-Europese en internationale pleitwedstrijd op het vlak van Europees internationaal privaatrecht; - Toegenomen bekendbaarheid van Europees internationaal privaatrecht bij studenten, juridische professionals en academici; - Toegenomen kennis over Europees internationaal privaatrecht bij studenten en junior juridische professionals (rechters en gerechtelijke stagiairs in het bijzonder) te bevorderen; - Kansen voor studenten en junior juridische professionals (gerechtelijke stagiairs in het bijzonder) om praktische ervaring met de toepassing van Europees internationaal privaatrecht op te doen; - Toegenomen kennis over Europees internationaal privaatrecht; - Meer efficientie en coherentie in de interpretatie en toepassing van Europees internationaal privaatrecht, bij de EU instanties en de nationale rechtbanken; - Gecoordineerd onderwijs, uitwisseling van beste praktijken en medewerking door bredere netwerken voor een correcte en coherente toepassing van de bronnen van Europees internationaal privaatrecht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Pertegas Marta
- Co-promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Rutten Stefan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Grensoverschrijdende mobiliteit en het behoud van de persoonlijke status in de Europese Unie.
Abstract
Een van de belangrijkste gevolgen van de Europese integratie is het recht op vrij verkeer over de landsgrenzen heen, hetgeen ongekend is in de moderne geschiedenis. Dit recht komt op grond van art.21 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie iedere Unieburger toe. Het recht op vrij verkeer is echter meer dan alleen een recht om naar een andere lidstaat te reizen en daar te verblijven. Leven in het buitenland betekent leven in een buitenlands rechtssysteem. Een van de meest schrijnende problemen van leven in het buitenland hangt samen met het behoud van de positie van een natuurlijk persoon in een rechtssysteem, m.a.w. zijn/haar persoonlijke status. Elke lidstaat heeft zijn eigen privaatrecht: sommige kennen het geregistreerd partnerschap, andere enkel het huwelijk; sommige erkennen een derde gender, maar de meeste niet. Daarom is het mogelijk dat bepaalde persoonlijke status die n een lidstaat verkregen is, in enkele lidstaten erkend wordt, maar in andere niet. Dit ontmoedigt mensen om gebruik te maken van hun recht op vrij verkeer en belet nauwere integratie van EU-burgers. Vandaar dat het onderzoek naar wat de rol van het EU-recht is en kan zijn om het behoud van de persoonlijke status te waarborgen zodat EU-burgers die besluiten om in het buitenland te gaan wonen hun persoonlijke status kunnen behouden, hetgeen belangrijk is om wetenschappelijke en maatschappelijke redenen, het hoofdonderwerp van dit project zal zijn.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Mandaathouder: Fillers Aleksandrs
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
EEX-Vo: een standard voor het vrij verkeer van beslissingen en wederzijds vertrouwen in de Europese Unie (JUDGTRUST)
Abstract
Het project analyseert de toepassing van de EEX-Vo. Verwacht wordt om, op basis van deze analyse, aanbevelingen te formuleren voor de verbetering van het internationaal procesrecht in de EU, ook rekening houdend met de globale initiatieven terzake.Onderzoeker(s)
- Promotor: Pertegas Marta
- Co-promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Rutten Stefan
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Geïnformeerde keuzes in grensoverschrijdende geschillen (IC2BE)
Abstract
Dit project onderzoekt de efficiënte invordering van grensoverschrijdende schulden. We onderzoeken vier Europese Verordeningen: de uitvoerbare titel, of EET (805/2004), het betalingsbevel (1896/2006), de Geringe Vorderingen-Verordening (861/2007), en de beslag-verordening (655/2014).Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Internationaal privaatrecht in een context van Europese constitutionalisering en multilevel governance.
Abstract
Het project beoogt een fundamenteel onderzoek van het internationaal privaatrecht binnen de Europese Unie vanuit de invalshoek van Europese constitutionalisering en multilevel governance, met klemtoon op de impact van het EU-recht op nationaal conflictenrecht en met aandacht voor de vergelijking met de ontwikkeling van het interstatelijk conflictenrecht in het grondwettelijk kader van de VSA.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Jean Monnet Centre of Excellence ACTORE (Consortium voor de Organisatie van Regelgeving en Multilevel Governance in de EU)
Abstract
Het onderzoek van ACTORE focust op multi-level governance in de EU. ACTORE onderzoekt hoe multi-level governance een impact heeft op beleidsvorming, en meer bepaald op regelgeving en implementatie op het Europese en het nationale niveau. Het onderzoeksprogramma is georganiseerd in drie onderling verbonden onderzoekslijnen: het complexe multilevel systeem van de EU, de veranderende binnenlandse en Europese beslutivormingsmechanismen en de legitimiteit van het Europese multilevel politieke systeem. Multilevel governance in de EU heeft de organisationele en institutionele opzet van overheid en beleidsvorming onderling afhankelijk en complex gemaakt. Hierdoor is ook de wijze van belangenverdediging gewijzigd, met betrekking tot hoe belangengroepen hun belangen verdedigen en de overheid van input voorzien. Deze Europese processen interneren bovendien met de binnenlandse evoluties. Dit alles heeft repercussies op de legitimiteit van het meerlagige Europese systeem.Onderzoeker(s)
- Promotor: Bursens Peter
- Co-promotor: Beyers Jan
- Co-promotor: De Bièvre Dirk
- Co-promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Popelier Patricia
- Co-promotor: Van Dooren Wouter
- Co-promotor: van Zimmeren Esther
- Co-promotor: Verhoest Koen
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderwijsproject
- Onderzoeksproject
De specifieke aard, beginselen en doelstellingen van het Europees conflictenrecht.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De praktische toepassing van het Europees Aanhoudingsbevel: balanceren op de grenzen van vrijheid, veiligheid en recht.
Abstract
Het onderzoeksproject is gewijd aan het Europees aanhoudingsbevel (EAB), één van de meest omstreden wetgevingsinstrumenten die de Europese Unie heeft aangenomen met het oog op de verwezenlijking van een 'ruimte van vrijheid, veiligheid en recht' (Art. 3(2) VWEU). In het kader van dit project staat de wisselwerking tussen het EAB (als instrument) en de ruimte van vrijheid veiligheid en recht (als doelstelling) centraal. In eerste instantie zal de precieze draagwijdte van deze ruimte, en in het bijzonder van de bestanddelen 'vrijheid', 'veiligheid' en 'recht' worden onderzocht. Vervolgens zal worden bestudeerd in hoeverre de Europese rechtsorde een evenwicht nastreeft tussen deze verschillende componenten. Tot slot zal ook worden nagegaan in hoeverre dit evenwicht al dan niet bereikt wordt bij de toepassing van het EAB in enkele nationale rechtsorden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Mandaathouder: Janssens Christine
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Kwalificatie van het forumkeuzebeding in Europees en internationaal recht.
Abstract
Er bestaat grote onzekerheid over het recht toepasselijk op internationale bedingen van forumkeuze, waarvan de hybride aard zowel tot een contractuele als een procedurele kwalificatie aanleiding kan geven. Divergerende benaderingen, verschillend van Staat tot Staat of zelfs van rechtbank tot rechtbank, bedreigen de rechtszekerheid. Het project beoogt de uitwerking van een nieuwe benadering die de rechtszekerheid in transnationale situaties zou bevorderen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De kwalificatie van het forumbeding in internationaal en Europees recht.
Abstract
Op basis van Europese en internationale rechtsinstrumenten hebben de contractspartijen bij internationale contracten de mogelijkheid om in geval van geschil zelf de bevoegde rechtbank aan te wijzen. Geen van deze instrumenten kwalificeert echter het forumbeding dat op basis van zijn aard en doelstellingen procedureelof contractueel kan zijn. De vraag rijst dan ook wat het toepasselijke recht is om de geldigheid van deze clausule te bepalen en hoe we dit forumbeding zijn volle rechtskracht kunnen geven. Een uniforme benadering moet worden ontwikkeld: zoniet dreigen rechtsgeschillen in verschillende landen verschillend beoordeeld te worden met uiteenlopende resultaten, al naargelang de bevoegde rechtbank, tot gevolg. Dit werkt forum shopping in de hand.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Meeting a biodiversity researcher (BIORES).
Wederzijdse erkenning in Europese justitiële strafrechterlijke samenwerking: ruimte voor een pijleroverschrijdende benadering?
Abstract
In het project zal het onderzoek naar aard, inhoud en draagwijdte van de wederzijdse erkenning in het kader van de Europese justitiële samenwerking in strafzaken centraal staan.Bij dit onderzoek zal bijzondere aandacht worden besteed aan de verhouding tussen het wederzijdse erkenningsbegrip zoals zich dit in het kader van de interne markt heeft ontwikkeld, en de betekenis van dit concept voor het Europees strafrecht. Op meerdere vlakken staan de schotten tussen de drie Unie-pijlers vandaag onder druk. De Europese Grondwet voorziet zelfs in de afschaffing van de pijlerstructuur. In dat licht beschouwd, en gelet op het belang van de wederzijdse erkenning in de verschillende Europese beleidsdomeinen, lijkt het vandaag meer dan ooit interessant om dat principe van wederzijdse erkenning aan een pijleroverschrijdend onderzoek te onderwerpen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Mandaathouder: Janssens Christine
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De bevoegheidsverdeling in het Belgisch federaal bestel: van "exclusieve" naar "coöperatieve" uitoefening van de bevoegdheden?
Abstract
Het onderzoek zal vier luiken hebben: 1. In de eerste plaats zal worden nagegaan welke basisbeginselen er thans daadwerkelijk aan de bevoegdheidsverdeling in het Belgisch federaal bestel ten grondslag liggen. Daartoe zullen de arresten van het Arbitragehof en de adviezen van de Raad van State, afdeling Wetgeving, systematisch worden ontleed. Vooral de vraag naar de mate waarin het exclusiviteitsbeginsel al dan niet dient te worden gerelativeerd, staat centraal. 2. In een tweede deel zal worden onderzocht in welke mate de ontwikkeling die zich in België voltrekt, kan worden verklaard tegen de achtergrond van de begrippen "coöperatieve federale staat" en "multilevel governance". In dit deel zal een beperkte en strikt functionele rechtsvergelijking plaats vinden naar fenomenen van niet-exclusieve bevoegdheidsuitoefening in andere federale staten en zullen anderzijds ook inzichten uit de wetgevingsleer over "mulit-level-governance" in federaal verband, worden gepresenteerd. 3. In een derde deel zal worden nagegaan -aan de hand van de (schaarse) Europese rechtspraak en aan de hand van de interne omzetting van Europese richtlijnen in het nationaal recht - of ook het Europees recht de ontwikkeling kan verklaren. 4. Tenslotte zal worden onderzocht of het noodzakelijk en/of wenselijk is om de bevoegdheidsverdelende regels uit de Grondwet en de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, o.m. deze inzake het coöperatief federalisme, verder te verfijnen met het oog op een coherente uitoefening van de bevoegdheden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Velaers Jan
- Co-promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Popelier Patricia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Steunpunt Onderwijs en Recht.
Abstract
Het steunpunt beoogt uit te groeien tot een excellentiecentrum in onderwijsrecht en onderwijsbeleid met een collegiale inter-disciplinaire en intra-disciplinaire werkwijze.Onderzoeker(s)
- Promotor: Cuypers Daniël
- Co-promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Goed bestuur voor de Europese Unie. Ontwikkeling van een model van "good governance/goed bestuur" dat bijdraagt tot de politieke en juridische legitimiteit van een meerlagig politiek systeem.
Abstract
Het "Witboek Governance" presenteert zich als een antwoord op de legitimiteitscrisis in de EU. Zowel rechtswetenschappers als politicologen beschouwen "goed bestuur" als een legitimiteitbevorderend instrument, maar staan kritisch ten aanzien van het huidige EU-concept. Dit onderzoek ontwikkelt op interdisciplinaire wijze een theoretisch EU-model van "goed bestuur" en toetst het bestaande EU-concept aan het theoretische ideaalmodel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Bursens Peter
- Co-promotor: Adams Maurice
- Co-promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Impact van de globalisering op het recht.
Abstract
Het proces van globalisering heeft gevolgen op het gebied van de economie, het milieu, de mensenrechten, het bestuur, de cultuur, de arbeidsomstandigheden... waarvoor evenveel rechtstakken relevant zijn. Vanuit juridisch perspectief roept globalisering een aantal fundamentele vragen op zoals (a) wat is de optimale bevoegdheidsverdeling tussen regelgevers op internationaal, regionaal, nationaal en lokaal vlak?; (b) wat is de wisselwerking tussen de verschillende niveau's van regelgeving? (c) Wat is de blijvende relevantie van gebruikelijke onderscheiden in juridische vakgebieden zoals de indeling internationaal recht/nationaal recht of publiek/privaatrecht? (d) Wat is de finaliteit van het recht m.b.t. globalisering: moet het recht globalisering mogelijk maken, rechtszekerheid creëren of verzekeren dat economische globalisering rechtvaardig is? Wat is meer algemeen de impact van het recht op wereldwijde economische en culturele processen? Of anders benaderd, in hoeverre moet een juridische benadering worden afgestemd op inzichten uit andere disciplines (zoals de economie of de sociale wetenschappen)?Onderzoeker(s)
- Promotor: Pavlakos Georgios
- Co-promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De democratische legitimiteit van de rol van het Europees Hof van Justitie in de Europese rechtsorde.
Abstract
Het Verdrag betreffende de Europese Unie kwalificeert de Europese Unie (EU) als democratisch. "De Unie," aldus art.6 EU-Verdrag, "is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben." Binnen deze rechtsorde is het Hof van Justitie van de EG het hoogste rechtscollege dat door zijn interpretatie van de Europese verdragen erop moet toezien dat het democratische gevormde recht wordt geëerbiedigd. Artikel 220 EG-Verdrag bepaalt dat het Hof van Justitie "de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van dit Verdrag [verzekert]". Steunend op zijn taakomschrijving, heeft het EHJ doorheen zijn rechtspraak vorm gegeven aan een autonome, communautaire rechtsorde. Vanaf de vroege jaren '60 van de vorige eeuw, heeft het EHJ een aantal opmerkelijke arresten geveld waarin het de grondslagen van deze rechtsorde neerlegde op basis van een interpretatie van de Verdragen die duidelijk verder ging dan de auteurs van de Verdragen ¿ en de nationale parlementen die de toepassing van deze Verdragen een democratische grondslag moesten geven - voor ogen stond. Gelet op de grote impact van het optreden van het Hof, is de vraag die in dit project wordt onderzocht hoe dit Hof zich verhoudt tot de idee dat de Europese rechtsorde gegrond is op het beginsel van democratie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Adams Maurice
- Co-promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Wederzijdse erkenning in het kader van de Europese justitiële samenwerking in strafzaken: ruimte voor een pijleroverschrijdende benadering?
Abstract
In het proefschrift zal het onderzoek naar aard, inhoud en draagwijdte van de wederzijdse erkenning in het kader van de Europese justitiële samenwerking in strafzaken centraal staan.Bij dit onderzoek zal bijzondere aandacht worden besteed aan de verhouding tussen het wederzijdse erkenningsbegrip zoals zich dit in het kader van de interne markt heeft ontwikkeld, en de betekenis van dit concept voor het Europees strafrecht. Op meerdere vlakken staan de schotten tussen de drie Unie-pijlers vandaag onder druk. De Europese Grondwet voorziet zelfs in de afschaffing van de pijlerstructuur. In dat licht beschouwd, en gelet op het belang van de wederzijdse erkenning in de verschillende Europese beleidsdomeinen, lijkt het vandaag meer dan ooit interessant om dat principe van wederzijdse erkenning aan een pijleroverschrijdend onderzoek te onderwerpen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Mandaathouder: Janssens Christine
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Welk internationaal familierecht is nodig voor de goede werking van de interne markt.
Abstract
Steunend op de vaststelling dat de communautaire wetgever, in het raam van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken (art. 61c en 65 EG-Verdrag), steeds meer aandacht toont voor het uitvaardigen van communautaire maatregelen inzake internationaal familierecht, beoogt het project in te gaan op de meest prangende vragen betreffende de verhouding tussen het internationaal familierecht en het communautair integratieproces. Het project zal bestaan uit 2 grote delen. In het eerste deel zal worden ingegaan op fundamentele vragen over toelaatbaarheid, wenselijkheid, intensiteit en effecten van communautaire ipr-maatregelen op het domein van familierecht. Zowel het institutioneelrechtelijk kader (m.i.v. de omvang van de communautaire bevoegdheden en de eventuele grenzen aan het optreden van de EG) als de impact van de verdragsbepalingen inzake vrij verkeer en non-discriminatie zullen worden onderzocht. In het tweede deel zal, mede in het licht van de onderzoeksresultaten uit het eerste deel, de aandacht gaan naar specifieke deeldomeinen van het internationaal familierecht. Beoogd wordt een kritische analyse te maken van bestaande en voorgenomen instrumenten, en in het bijzonder de Brussel II bis-verordening en maatregelen inzake het op scheiding toepasselijke recht (Rome III) en de wederzijdse erkenning op het gebied van de patrimoniale gevolgen van de scheiding van gehuwde en ongehuwde paren. Erfrecht zal niet als zodanig een apart onderzoeksthema zijn, maar zal op functionele wijze worden betrokken wanneer dit nodig blijkt voor de studie van andere genoemde aspecten. Beide delen van het project zullen worden onderzocht in studies van Europese experten inzake EG-recht, internationaal privaatrecht en (Europees) familierecht, die in boekvorm zullen worden gepubliceerd na debat en confrontatie met de ideeën van andere academici, practici (advocaten, magistraten) en Europese en nationale beleidsverantwoordelijken op een besloten seminarie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Pertegas Marta
- Co-promotor: Straetmans Gert
- Co-promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Transpositie van en rechtsbescherming onder het Europees migratierecht.
Positie van Vlaanderen en andere subnationale entiteiten in de toekomstige Europese Grondwet.
Abstract
Het voorgestelde project wil op concrete wijze in kaart brengen hoe subnationale entiteiten, inzonderheid Vlaanderen, deelnemen aan de besluitvorming in de Europese Unie, en hoe deze deelname in de nabije toekomst kan geoptimaliseerd worden. In die zin poogt het project een antwoord te vinden op één van de belangrijke uitdagingen waarvoor de Europese Unie (EU) zich aan de vooravond van de uitbreiding naar Centraal- en Oost-Europa geplaatst ziet, met name de instellingen dichter bij de burger brengen. In concreto spitst het onderzoek zich toe op de vraag in welke mate subnationale beleidsverantwoordelijkheid de kloof met de burger ten aanzien van de Europese besluitvorming kan dichten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Straetmans Gert
- Co-promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Recht van de Europese Unie met bijzondere klemtoon op het Europees internationaal privaatrecht (Jean Monnet leerstoel ad personam)
Abstract
Project van onderwijs en onderzoek inzake EU-recht. Daarbij zal in het bijzonder de nadruk worden gelegd op de ontwikkeling van de nog jonge subdiscipline van het communautair internationaal privaatrecht. Twee rechtstakken worden aldus met elkaar geconfronteerd: het internationaal privaatrecht (dat grensoverschrijdend verkeer privaatrechtelijk reguleert) en het EG-vrij verkeersrecht (dat een specifieke, verdragsrechtelijke ingekaderde regulering van grensoverschrijdend economisch verkeer beoogt in functie van de in het EG-Verdrag neergelegde doelstellingen).Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
EPHEBOS = Educatieve Provinciale Heuristiek voor een 'Europakunde' Bachelors Opleiding in Samenwerking.
Abstract
Het project 'EPHEBOS' beoogt een bronnenonderzoek en behoefteanalyse met het oog op de ontwikkeling van een Europa-gericht modulair onderwijspakket (ook 'Europakunde' genoemd) voor de leeftijdsgroep van de bachelors opleiding binnen de associatie Universiteit Antwerpen-Hogescholen van de provincie Antwerpen. Dit kadert in het Bologna-akkoord en is een der prioriteiten van de provincie (onderzoek naar onderwijs).Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Bursens Peter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Geschillenbeslechting inzake internationale contracten in de Europese Unie : convergenties en divergenties tussen 'Brussel I' en 'Rome I'.
Abstract
Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeusen Johan
- Co-promotor: Pertegas Marta
- Co-promotor: Straetmans Gert
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Erkenningsleer en erkenningspraktijk in het internationale personen en gezinsrecht.
Abstract
Fundamenteel onderzoek van de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse akten en gerechtelijke beslissingen in het internationale personen- en gezinsrecht. Ontwikkelen van richtlijnen en criteria voor de uitbouw van een modern erkenningsbeleid.Onderzoeker(s)
- Promotor: Heyvaert Alfons
- Mandaathouder: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Internationalisme en nationalisme in de theorie en de praktijk van het Belgische conflictenrecht.
Abstract
Het Belgisch IPR werkt traditioneel met neutrale, multilaterale verwijzingsregels en wordt aldus gekenmerkt door een principieel "internationalisme". Onderzoek naar het bestaan van nationalistische tendenzen zoveel als mogelijk Belgisch recht toe te passen. Confrontatie van conflictrechterlijk nationalisme en internationalisme (voor- en nadelen, consequenties, praktische haalbaarheid).Onderzoeker(s)
- Promotor: Heyvaert Alfons
- Mandaathouder: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Internationalisme en nationalisme in de theorie en de praktijk van het Belgische conflictenrecht.
Abstract
Het Belgisch IPR werkt traditioneel met neutrale, multilaterale verwijzingsregels en wordt aldus gekenmerkt door een principieel "internationalisme". Onderzoek naar het bestaan van nationalistische tendenzen zoveel als mogelijk Belgisch recht toe te passen. Confrontatie van conflictrechterlijk nationalisme en internationalisme (voor- en nadelen, consequenties, praktische haalbaarheid).Onderzoeker(s)
- Promotor: Heyvaert Alfons
- Mandaathouder: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject